7.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de ISD-maatregel kan worden opgelegd en heeft bij de bepaling van die maatregel gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.
Bewezen verklaarde feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende vervelende en ernstige strafbare feiten. Zo heeft hij zich schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een gekwalificeerde diefstal (inbraak in een woning). Inbraak betreft een misdrijf dat behoort tot een categorie strafbare feiten die niet alleen ergerlijk zijn en materiële schade opleveren, maar ook gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken bij de directe slachtoffers en in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van diverse goederen, waaronder elektronica en sieraden met emotionele waarde. Door gestolen goederen te helen, heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van diefstallen door anderen. Uit verdachtes handelen spreekt al met al minachting voor andermans goederen.
Verder heeft verdachte na zijn insluiting op het politiebureau twee beveiligers van het cellencomplex beledigd door naar hen te spugen, waardoor zij in het gezicht zijn geraakt. Het iemand in het gezicht spugen is een nare vorm van belediging. Door zo te handelen heeft verdachte beide ambtenaren, die bezig waren met de uitoefening van hun werkzaamheden, aangetast in hun eer en goede naam en er blijk van gegeven geen respect voor hen te hebben.
Door ten slotte diezelfde medewerkers en een politieagente met de dood te bedreigen, heeft verdachte daarnaast ook gevoelens van angst bij hen veroorzaakt.
De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Reclasseringsadvies ten behoeve van de zitting
Uit het meest recente reclasseringsrapport over verdachte van 26 augustus 2020, opgemaakt door T. Jaarsveld, blijkt dat verdachte kampt met een (licht) verstandelijke beperking, psychische kwetsbaarheid en met problemen op diverse leefgebieden vanwege het ontbreken van huisvesting, werk en de aanwezigheid van schulden. Ondanks het hoge recidiverisico en het mislukken van eerdere toezichts-trajecten, in het kader van een voorwaardelijke veroordeling en een schorsing, ziet de reclassering mogelijkheden voor een (laatste) toezicht en adviseert zij een strak kader in de vorm van oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Eerdere rapporten en berichten van de reclassering
Naast voornoemd advies heeft de rechtbank kennis genomen van de rapporten die de reclassering over verdachte heeft opgemaakt vanaf zijn aanhouding in oktober 2019 tot en met juni 2020.
Uit het reclasseringsadvies van 18 oktober 2019, opgemaakt door W.M.G.M van Kempen kort na verdachte’s aanhouding, volgt - kort gezegd - dat verdachte aan de harde criteria voor oplegging van de ISD-maatregel voldoet. De reclassering beschrijft verdachte verder als een (psychisch kwetsbare) jongen, bij wie het zelfinzicht beperkt is en die weinig openheid van zaken geeft over zijn delictgedrag, denkpatronen en zijn vriendenkring. Op grond hiervan acht de reclassering het moeilijk te werken aan een gedragsverandering bij verdachte.
Op 20 februari 2020 ontvangt verdachte een officiële waarschuwing van de reclassering omdat hij zich niet aan de gestelde schorsingsvoorwaarden houdt.
Uit een email van 27 mei 2020 van [persoon 3], verdachtes toezichthouder, volgt dat het zicht op verdachte beperkt is, hij zich niet begeleidbaar opstelt door nauwelijks informatie over zijn doen en laten te geven en telefonisch niet bereikbaar te zijn voor zowel Inforsa als zijn klantmanager bij de gemeente. Dat beeld vindt steun in het daarop volgende reclasseringsadvies van 18 juni 2020, ook opgesteld door voornoemde [persoon 3]. [persoon 3] beschrijft daarin het moeizame verloop van het toezicht. In januari 2020 is de overeenkomst tussen verdachte en HVO- Querido beëindigd omdat verdachte ervan beschuldigd werd medebewoners onder druk te hebben gezet. Verdachte kon daar dan ook niet meer blijven wonen. Uit politiemutaties blijkt verder dat verdachte zich niet zou houden aan de aan het locatiegebod gekoppelde verloftijden. De omstandigheid dat verdachte zijn enkelband vervolgens in juni heeft gesaboteerd, is volgens [persoon 3] uiteindelijk “de druppel die de emmer doet overlopen en maakt duidelijk dat betrokkene op dit moment niet ontvankelijk is voor reclasseringsbemoeienis.” De reclassering ziet op dat moment dan ook geen mogelijkheden de recidive te beperken en adviseert tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Verdachte heeft vervolgens tot aan de inhoudelijke behandeling op 27 augustus 2020 vastgezeten.
Ter terechtzitting van 27 augustus 2020 heeft de rechtbank voornoemde reclasseringswerker T. Jaarsveld, verbonden aan Reclassering Nederland te Lelystad, als deskundige gehoord. Op vragen van de rechtbank en het Openbaar Ministerie heeft zij het belang benadrukt van verdiepingsdiagnostiek ten aanzien van verdachte binnen een ambulant kader. Het huidige ontbreken van duidelijkheid over verdachtes psychische gesteldheid, zou op dit moment in de weg staan aan het kunnen opleggen van de ISD-maatregel, aldus mevrouw Jaarsveld.
Voorwaarden ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (hierna: strafblad) van 5 augustus 2020[datum documentatie] blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 6 oktober 2019 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten van oktober 2019 zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage van 26 augustus 2020, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het voornoemde strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte gemotiveerd is om zich aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te houden, dat de reclassering nog mogelijkheden voor begeleiding ziet en dat er daarnaast zicht bestaat op een nieuwe woonplek bij HVO-Querido. Eén en ander zou ertoe moeten leiden dat verdachte een laatste kans wordt geboden en dat niet over wordt gegaan tot oplegging van de ISD-maatregel.
Anders dan de verdediging en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat een (deels) voorwaardelijke straf onvoldoende waarborgen biedt voor de veiligheid van personen en goederen. Uit verdachtes strafblad volgt dat verdachte zich ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in oktober 2019 niet alleen in een proeftijd met daaraan gekoppelde algemene en bijzondere voorwaarden bevond, maar ook in een schorsingstoezicht met voorwaarden. Zo bezien heeft verdachte zich gedurende die toezichten schuldig gemaakt aan overtreding van de algemene voorwaarde door het plegen van nieuwe strafbare feiten. Bovendien heeft verdachte zich, na een hernieuwde schorsing van de voorlopige hechtenis eind oktober 2019, in de maanden daarna niet gehouden aan de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden: zo werd hem in januari 2020 zijn woonplek bij HVO-Querido ontnomen vanwege onwenselijk gedrag, kreeg hij in februari 2020 in verband hiermee een officiële waarschuwing, saboteerde hij enkele maanden later zijn enkelband en bleek hij in juni 2020 onbereikbaar en onbegeleidbaar voor de reclassering.
Nu verdachte zich gedurende een periode van maanden te vaak niet heeft gehouden aan de aan hem opgelegde voorwaarden, vertrouwt de rechtbank niet op verdachte’s ter zitting uitgesproken motivatie om zich in de toekomst wel aan eventuele voorwaarden te houden. Dit is temeer het geval nu de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden ten behoeve van een eventueel voorwaardelijk strafdeel nagenoeg gelijkluidend zijn aan de eerder bij arrest van 13 juni 2019 door het hof opgelegde voorwaarden en aan de ten behoeve van het aan verdachte opgelegde schorsingstoezicht gestelde voorwaarden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist.
Voor zover de reclassering ten aanzien van verdachte heeft gewezen op het belang van verdiepingsdiagnostiek om tot een passend plan van aanpak te komen, merkt de rechtbank op dat binnen de ISD-maatregel daartoe voldoende mogelijkheden bestaan.
Duur van de maatregel
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.