ECLI:NL:RBAMS:2020:4542

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
C/13/688140 / FA RK 20-4991
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van de duur van de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een zorginstelling

Op 26 augustus 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1943, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een machtiging voor de duur van vijf jaar, maar de rechtbank heeft besloten deze te beperken tot zes maanden. Dit besluit is genomen omdat er geen sprake was van een besluit tot opname en verblijf op basis waarvan de betrokkene momenteel in de accommodatie verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zich verzet tegen opname en verblijf, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel, dat bestaat uit levensgevaar en ernstige verwaarlozing, te voorkomen.

De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum als de beschikking, waarbij de rechtbank de betrokkene, haar advocaat, een specialist ouderengeneeskunde en de echtgenoot van de betrokkene heeft gehoord. De rechtbank concludeert dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 26 februari 2021, in afwijking van het verzoek van het CIZ. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.E.B. Terwee en schriftelijk uitgewerkt op 9 september 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/688140 / FA RK 20-4991
kenmerk: 311366520100
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 26 augustus 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1943,
wonende te [adres]
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.S. Kamphuis te Amsterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 augustus 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 17 juli 2020;
- de aanvraag d.d. 21 juli 2020.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2020, op de locatie van zonnehuisgroep Amstelland, [adres]
1.3
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- advocaat betrokkene, mr. A.S. Kamphuis;
- specialist ouderengeneeskunde, dhr. P. van Houten;
- echtgenoot betrokkene.

2.Beoordeling

2.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten ziekte van Alzheimer.
2.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit levensgevaar, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
2.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf. De specialist ouderengeneeskunde heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat een artikel 21 Wzd beoordeling niet van toepassing is gebleken omdat betrokkene nog te veel verzet toont tegenover haar opname en verblijf in de accommodatie.
2.6
Hetgeen namens/door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
2.7
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De rechtbank volgt de advocaat in haar verzoek de machtiging, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, te verlenen voor de duur van zes maanden. De rechtbank legt hieraan ten grondslag dat op grond van artikel 22 lid 6 Wzd een machtiging voor de duur van vijf jaar slechts afgegeven kan worden indien de betrokkene al op grond van een besluit tot opname en verblijf in een accommodatie verblijft. Nu de voorgaande rechterlijke machtiging expireerde op 27 juli 2020 en het verzoek van de officier van justitie van 4 augustus 2020 dateert, is de rechtbank van oordeel dat betrokkene tot op heden op vrijwillige basis in de accommodatie verblijft. Het voorgaande brengt met zich mee dat er geen sprake is van een besluit tot opname en verblijf op grond waarvan betrokkene thans in de accommodatie verblijft, waardoor de termijn van artikel 39 Wzd, te weten zes maanden, van toepassing is. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de machtiging in duur te beperken tot
zes maanden, en geldt dus tot en met 26 februari 2021.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1943;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 26 februari 2021.
Deze beschikking is op 26 augustus 2020 mondeling gegeven door mr. M.E.B. Terwee, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door S. Bien als griffier, en op 9 september 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.