ECLI:NL:RBAMS:2020:4549
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende teruggave van in beslag genomen goederen
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, geboren in 1968 en vertegenwoordigd door haar raadsman mr. P.A. van der Waal, verzocht om teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder jassen, kledingstukken, tassen en een autosleutel van een Porsche. De inbeslagname vond plaats op 5 juli 2018, waarbij klaagster werd verdacht van witwassen. Echter, de rechtbank sprak klaagster vrij van deze verdenking, terwijl de goederen in de strafzaken tegen haar zoons verbeurd waren verklaard. Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door officier van justitie mr. H.A.M. Brok, verzet zich tegen de teruggave van de goederen, stellende dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, gezien de verbeurdverklaring in de strafzaken tegen de zoons van klaagster.
De rechtbank oordeelde dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift een summier karakter heeft. Dit betekent dat de rechtbank niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter in hoger beroep de verbeurdverklaring van de goederen zal bevestigen, gezien de eerdere veroordelingen van de zoons. Daarom verklaarde de rechtbank het beklag ongegrond, wat betekent dat de in beslag genomen goederen niet aan klaagster worden teruggegeven. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter mr. L. Dolfing, in aanwezigheid van griffier G. Jenuwein.