ECLI:NL:RBAMS:2020:4550

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
RK 20/1571 en 20/1572
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding ex artikel 533 Sv en toekenning vergoeding ex artikel 530 Sv

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 19 augustus 2020, zijn verzoeken van een verdachte behandeld die in verzekering was gesteld op verdenking van witwassen. De verzoekster, geboren in 1968, had een verzoek ingediend om schadevergoeding op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voor de schade die zij zou hebben geleden door haar inverzekeringstelling. Daarnaast vroeg zij om een vergoeding voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift op basis van artikel 530 Sv. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding ex artikel 533 Sv afgewezen, omdat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster zelf verantwoordelijk was voor de noodzaak van haar inverzekeringstelling, aangezien zij zich op haar zwijgrecht had beroepen en pas later een verklaring had afgelegd. De rechtbank heeft echter wel een vergoeding van € 550,00 toegekend voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift op basis van artikel 530 Sv. De beslissing is genomen door rechter mr. L. Dolfing, in aanwezigheid van griffier G. Jenuwein. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als de verzoekster, binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/654080-18
RK: 20/1571 en 20/1572
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsman,
mr. P.A. van der Waal, Veembroederhof 109, 1019 HD Amsterdam,
verzoekster.

De procesgang

Het verzoekschrift is op 19 maart 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 7 me 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 19 augustus 2020 verzoekster, haar raadsman en de officier van justitie, mr. H.A.M. Brok, in openbare raadkamer gehoord.

De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 420,- voor de schade die verzoekster ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een vergoeding van € 145,- voor de eigen bijdrage en € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. De gevraagde vergoeding van de kosten voor de eigen bijdrage wordt ingetrokken. Ook bij toepassing van art. 9a Sr geeft de wet de mogelijkheid om een vergoeding toe te kennen. De inverzekeringstelling van verzoekster was onnodig en de rechter-commissaris heeft de vordering bewaring afgewezen. De officier van justitie wijst op de motivering in het vonnis voor het toepassen van art. 9a Sr, maar dat mag er niet toe leiden dat geen vergoeding wordt toegekend.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen het toekennen van een schadevergoeding. De rechtbank heeft verzoekster schuldig verklaard zonder oplegging van straf in de strafzaak waarin zij in verzekering gesteld is geweest. Er zijn geen redenen van billijkheid om verzoekster een schadevergoeding tot te kennen voor het door haar ondergane voorarrest. Verzoekster heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Bij de politie heeft zij zich steeds op haar zwijgrecht beroepen, om uiteindelijk pas ter zitting een verklaring af te leggen die door de rechtbank niet concreet en niet verifieerbaar is geacht. Hiermee heeft verzoekster het in overwegende mate aan zichzelf te wijten gehad dat haar inverzekeringstelling noodzakelijk is geweest om de politie in staat te stellen nader inhoudelijk onderzoek te doen.

De beoordeling

Verzoekster is op 3 juli 2018 aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van witwassen. Op 6 juli 2018 is zij in vrijheid gesteld.
Verzoekster is op 5 december 2019 door de meervoudige kamer van deze rechtbank schuldig verklaard aan schuldwitwassen zonder oplegging van straf of maatregel.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is op 5 december 2019 onherroepelijk geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
De rechtbank heeft in het strafvonnis overwogen dat zij (de oriëntatiepunten in ogenschouw nemend) een straf zou opleggen van 1 week gevangenisstraf of 14 uur taakstraf. De rechtbank heeft in het strafvonnis verder overwogen dat verdachte voldoende is gestraft, omdat zij naar aanleiding van de betreffende strafbare feiten ook werd verdacht van uitkeringsfraude, waarna haar uitkering is stopgezet en over de periode van 10 maanden is teruggevorderd.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank geen gronden van billijkheid aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
Wijst het verzoek af.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L. Dolfing, rechter,
in tegenwoordigheid van G. Jenuwein, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2020.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor verzoeker binnen een maand na betekening van deze beschikking, in te stellen ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro) op IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van [naam] , onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv, inzake: [verzoeker] .
Aldus gedaan op 19 augustus 2020
door mr. L. Dolfing, rechter.