In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 augustus 2020 een tussenbeschikking gegeven naar aanleiding van een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift, ingediend door klager op 12 mei 2020, betreft de teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder een geldbedrag van € 2.440,- en een auto van het merk Renault, type Twingo. Klager, die zijn raadsman had ingeschakeld, stelde dat er geen strafvorderlijk belang meer was voor het voortduren van het beslag op de voorwerpen. Hij verklaarde dat het geld van zijn broer was geleend voor de aankoop van een cadeau voor zijn vriendin en dat hij niet op de hoogte was van een verborgen ruimte in de auto.
De officier van justitie, mr. H.A.M. Brok, heeft zich niet verzet tegen de teruggave van het geldbedrag, maar wel tegen de teruggave van de auto. De douane had een verborgen ruimte in de auto aangetroffen, wat leidde tot de inbeslagname. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het geldbedrag aan klager kan worden teruggegeven, omdat het Openbaar Ministerie zich daar niet tegen verzet. De beslissing over de auto is aangehouden, zodat klager de mogelijkheid heeft om te beraden over het herstel van de auto, dat op eigen kosten moet gebeuren.
De rechtbank heeft de beslissing over de auto voor zes weken aangehouden en heeft de teruggave van het geldbedrag gegrond verklaard. Klager heeft het recht om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.