ECLI:NL:RBAMS:2020:4553

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
RK 20/2361
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking klaagschrift ex artikel 552a Sv met gedeeltelijke gegrondverklaring en aanhouding van beslissing

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 augustus 2020 een tussenbeschikking gegeven naar aanleiding van een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift, ingediend door klager op 12 mei 2020, betreft de teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder een geldbedrag van € 2.440,- en een auto van het merk Renault, type Twingo. Klager, die zijn raadsman had ingeschakeld, stelde dat er geen strafvorderlijk belang meer was voor het voortduren van het beslag op de voorwerpen. Hij verklaarde dat het geld van zijn broer was geleend voor de aankoop van een cadeau voor zijn vriendin en dat hij niet op de hoogte was van een verborgen ruimte in de auto.

De officier van justitie, mr. H.A.M. Brok, heeft zich niet verzet tegen de teruggave van het geldbedrag, maar wel tegen de teruggave van de auto. De douane had een verborgen ruimte in de auto aangetroffen, wat leidde tot de inbeslagname. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het geldbedrag aan klager kan worden teruggegeven, omdat het Openbaar Ministerie zich daar niet tegen verzet. De beslissing over de auto is aangehouden, zodat klager de mogelijkheid heeft om te beraden over het herstel van de auto, dat op eigen kosten moet gebeuren.

De rechtbank heeft de beslissing over de auto voor zes weken aangehouden en heeft de teruggave van het geldbedrag gegrond verklaard. Klager heeft het recht om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

tussenbeschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Proces-verbaalnummer: 2019254296
RK: 20/2361
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres klager] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. R.P. van der Graaf, Muntkade 1, 3531 AK Utrecht,
klager, tevens beslagene.

Procesgang

Het klaagschrift is op 12 mei 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 8 juni 2020 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 19 augustus 2020 klager, zijn raadsman, [naam] , douane-inspecteur, en de officier van justitie, mr. H.A.M. Brok, in openbare raadkamer gehoord.

Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • een auto van het merk Renault, type Twingo, met kenteken [nummer] ,
  • een geldbedrag van € 2.440,-.
Er is geen strafvorderlijk belang meer dat voortduring van het beslag rechtvaardigt. Het geld heeft klager van zijn broer geleend voor o.a. het kopen van een cadeau voor zijn vriendin.
De raadsman van klager heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat het volgende aangevoerd.
Klager was niet op de hoogte van de verborgen ruimte in de auto. Hij is er inmiddels helemaal klaar mee en doet afstand van de auto, mits hij een redelijke vergoeding krijgt. De vergoeding moet door de rechtbank in goede justitie worden vastgesteld. Subsidiair wordt verzocht om aanhouding van de beslissing, zodat klager zich kan beraden of hij, gelet op de kosten, alsnog de auto in de originele staat wil laten herstellen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich niet te verzetten tegen teruggave van het in beslag genomen geldbedrag aan klager. Wel verzet zij zich tegen teruggave van de auto en heeft daartoe aangevoerd dat in de auto een verborgen ruimte is aangetroffen en daarom is overgedragen aan de douane. De waarde van de auto is volgens de douane gering en de kosten van het herstellen van de verborgen bergplaats zijn dermate hoog (€ 5.000,-) dat het niet zinvol is de auto in originele staat te herstellen. De douane heeft aan klager een afstandsverklaring gestuurd.
In raadkamer heeft de douane-inspecteur ermee ingestemd dat klager de auto op eigen kosten zal laten herstellen onder de voorwaarden die daarvoor gelden. Zodra dat gebeurd is en de douane de herstelwerkzaamheden heeft goedgekeurd, kan de auto aan klager teruggegeven worden.
De officier van justitie verzet zich niet tegen aanhouding van de zaak.

De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 12 december 2019 zijn op de voet van artikel 94 Sv voornoemde voorwerpen in beslag genomen.
Tijdens een verkeerscontrole werd het voertuig staande gehouden voor een algehele verkeerscontrole. De bestuurder [klager] gaf toestemming tot fouilleren doorzoeken van de auto. Bij de doorzoeking van de auto werd een lege, verborgen ruimte in de auto aangetroffen. Bij de fouillering werd onder [klager] een geldbedrag van € 2.440,- aangetroffen.
De officier van justitie verzet zich niet tegen teruggave van het geldbedrag, de beslissing daartoe is al genomen door het OM. De rechtbank zal daarom het klaagschrift ten aanzien van het geldbedrag gegrond verklaren, omdat niet duidelijk is geworden of het beslag ten aanzien van het geld daadwerkelijk is afgewikkeld.
Nu klager heeft aangegeven zich te willen beraden over het herstel van de auto, zal de rechtbank de beslissing ten aanzien van de auto voor zes weken aanhouden.

De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
  • verklaart het beklag gedeeltelijk
  • houdt de beslissing ten aanzien van de auto voor
Deze tussenbeslissing is gegeven door
mr. L. Dolfing, rechter,
in tegenwoordigheid van G. Jenuwein, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2020.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.