Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[verzoeker] ,
De procesgang
De inhoud van het verzoekschrift
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De beoordeling
De beslissing
[verzoeker] .
Rechtbank Amsterdam
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 19 augustus 2020, is het verzoek van de verzoeker om een vergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gedeeltelijk toegewezen. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. C. Kekik, had een verzoek ingediend voor een vergoeding van € 4.224,41 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door officier van justitie mr. H.A.M. Brok, heeft zich niet verzet tegen de toekenning van een vergoeding, maar heeft wel verzocht om matiging van het gevraagde bedrag naar het gangbare uurtarief van € 225,-.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen de verzoeker op 31 januari 2020 is geseponeerd, wat betekent dat de zaak is beëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tijdig is ingediend en dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft echter het gevraagde uurtarief van € 380,00 als niet billijk aangemerkt, gezien de aard van de zaak, en heeft de vergoeding voor de kosten van de raadsman gematigd tot € 3.000,-. Daarnaast is de standaardvergoeding van € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift toegekend.
De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en aangegeven dat tegen deze beschikking hoger beroep openstaat voor zowel de officier van justitie als de verzoeker, binnen de gestelde termijnen. De beschikking is ondertekend door mr. L. Dolfing, rechter, en griffier G. Jenuwein.