ECLI:NL:RBAMS:2020:4624

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
AWB 20 / 4155
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op herzieningsverzoek inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres, de Belastingdienst Toeslagen, op 23 juli 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar herzieningsverzoek. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een gewijzigde jurisprudentielijn van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en nieuw beleid van de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst geen stukken of verweerschrift heeft ingediend, ondanks een verzoek daartoe van de rechtbank. Hierdoor is de rechtbank genoodzaakt om uit te gaan van de door eiseres verstrekte informatie.

De rechtbank oordeelt dat de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen geen specifieke beslistermijn kent voor herzieningsverzoeken, maar dat de redelijke beslistermijn van 8 weken uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Aangezien deze termijn is overschreden, heeft de rechtbank geoordeeld dat de Belastingdienst in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld, die verschuldigd is voor elke dag dat het bestuursorgaan in gebreke is, en deze bedraagt in dit geval maximaal € 1.260,-.

De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 250,50. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4155

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres
(gemachtigde: [naam] ),
en

Belastingdienst Toeslagen, verweerder

Procesverloop

Eiseres heeft op 23 juli 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar herzieningsverzoek.
Verweerder heeft, ondanks een verzoek daartoe van de rechtbank, geen stukken en ook geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Verweerder heeft in dit dossier geen stukken ingediend. De rechtbank gaat daarom uit van de door eiseres verstrekte informatie. Eiseres heeft op 18 december 2019 naar aanleiding van de gewijzigde jurisprudentielijn van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en nieuw beleid van verweerder, een herzieningsverzoek ingediend met betrekking tot de vaststelling van de kinderopvangtoeslag 2012 en 2013. Op 7 april 2020 heeft verweerder de ontvangst van het verzoek bevestigd. Met de brief van 20 april 2020 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens is eiseres op 23 juli 2020 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op haar herzieningsverzoek.
4. De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen kent geen beslistermijn voor het beslissen op een dergelijk herzieningsverzoek. Daarom is de in de Awb opgenomen redelijke beslistermijn van 8 weken van toepassing. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
5.
Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 20,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 30,- per dag en de overige dagen € 40,- per dag (artikel 4:17 van de Awb). Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was (artikel 4:18, eerste lid, van de Awb).
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit met toepassing van artikel 8:55c van de Awb alsnog. De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 4 mei 2020, zijnde twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling op 20 april 2020, tot en met 15 juni 2020 en bedraagt het maximale bedrag van € 1.260,-.
7. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb). Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Dat betekent dat verweerder uiterlijk binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend moet maken.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 250,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en of er een dwangsom verschuldigd is.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.260,-;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 250,50
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb