ECLI:NL:RBAMS:2020:4765

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6211
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omtrent omgevingsvergunning voor kap van een Pinus sylvestris met herplantplicht

In deze zaak gaat het om een bestuursrechtelijk beroep van [eiser 1] en [eiser 2] tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Het college had op 8 maart 2019 een omgevingsvergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het kappen van een Pinus sylvestris in de voortuin van zijn woning. Tevens was er een herplantplicht opgelegd voor een boom van de derde categorie. Na bezwaar van [eiser 1] heeft het college op 16 oktober 2019 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard voor de kap en ongegrond voor de herplantplicht. [eiser 1] heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 7 juli 2020 is gebleken dat [eiser 1] en [eiser 2] zich verzetten tegen de kap en de herplantplicht. De rechtbank oordeelt dat het college niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe het advies van de bomendeskundige zich verhoudt tot de beleidsregels omtrent herplant. De rechtbank concludeert dat er geen zorgvuldige voorbereiding heeft plaatsgevonden, omdat er tijdens de hoorzitting was afgesproken dat er nader onderzoek zou plaatsvinden, wat niet is gebeurd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het bezwaar van [eiser 1] over de herplantplicht ongegrond is verklaard en draagt het college op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat het college het door [eiser 1] betaalde griffierecht vergoedt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/6211

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [plaatsnaam] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam , verweerder
(gemachtigde: [naam] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [vergunninghouder] , te [plaatsnaam] , vergunninghouder
(gemachtigde: [naam] ).
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser 1] , het college en [vergunninghouder] .

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2019 (het primaire besluit) heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van een Pinus sylvestris (een den) in de voortuin van de [adres] te [plaatsnaam] . Tevens is een herplantplicht opgelegd voor een boom van de derde categorie.
Bij besluit van 16 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van [eiser 1] over de kap niet-ontvankelijk verklaard en over de herplantplicht ongegrond verklaard.
[eiser 1] tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2020. [eiser 1] , ook namens [eiser 2] , en de gemachtigde van het college zijn verschenen. [vergunninghouder] is niet verschenen. In overleg met partijen is het onderzoek op de zitting niet gesloten en zijn partijen na de zitting in de gelegenheid gesteld om per beveiligde e-mail een reactie te geven op de zittingsaantekeningen. Na ontvangst van deze reacties is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. [eiser 1] en [eiser 2] wonen in de [adres] en [nummer] . [vergunninghouder] heeft op 4 mei 2019 de den in de voortuin van zijn woning aan de [adres] gekapt. Daarna is er op deze plek een Japanse sierkers geplant. Inmiddels is er een andere boom geplant, zo heeft het college ter zitting toegelicht, omdat deze sierkers in omvang te dun was. Het college heeft ook e-mails van de afdeling Toezicht & Handhaving van 11 mei 2020 overgelegd, waarin staat vermeld dat de omtrek van deze laatst geplante boom 38 cm is en daarmee voldoet aan de opgelegde herplantplicht.
Kap
2.1.
[eiser 1] betoogt dat sprake is geweest van illegale kap, mede omdat [vergunninghouder] heeft toegezegd om tijdens de bezwaarprocedure geen gebruik te maken van zijn vergunning. In een e-mail van 25 april 2019 wordt namens het college ook bevestigd dat [vergunninghouder] niet zal gaan kappen totdat de bezwaarprocedure is afgerond en dat het primaire besluit wordt opgeschort. Daarom had [eiser 1] ook zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. Volgens [eiser 1] is zijn bezwaar over de illegale kap ten onrechte
niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hier om zo’n bijzonder geval gaat en gehandeld is in strijd met de vaste gedragslijn van het college.
2.2.
Het kappen van de den op 4 mei 2019 had weliswaar niet mogen gebeuren, maar dit betekent naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat [eiser 1] een actueel en reëel procesbelang heeft bij dit deel van het beroep dat nu voorligt. [eiser 1] kan met deze procedure zijn doel – het tegenhouden van de kap – immers niet meer bereiken. Voor zover [eiser 1] een principiële uitspraak van de rechtbank wenst, levert dit volgens vaste rechtspraak ook geen procesbelang op. Wat betreft de vrees van [eiser 1] voor herhaling van de situatie, acht de rechtbank dit niet aannemelijk. Er is namelijk geen sprake van een regelmatig, terugkerende en soortgelijke besluitvorming, zoals het geval kan zijn bij de verlening van een evenementenvergunning bijvoorbeeld. Van belang is daarbij dat het college ter zitting nogmaals heeft benadrukt dat het gebeurde niet de bedoeling was en ook onacceptabel is.
2.3.
Gelet op het voorgaande, slaagt het betoog van [eiser 1] over de kap niet. Het college heeft in bestreden besluit het bezwaar van [eiser 1] op dit punt terecht
niet-ontvankelijk verklaard.
Herplant
Beleidsregels
3.1.
[eiser 1] betoogt over de herplantplicht dat het college het advies van de bomendeskundige niet had mogen volgen, omdat het advies in strijd is met de beleidsregels Compensatie en herplant van bomen, Uitwerking van de Amsterdamse Bomenverordening 2014 over de werking en de inzet van financiële middelen uit het gemeentelijk herplantfonds (hierna: de beleidsregels). [eiser 1] geeft daarbij aan dat niet precies dezelfde soort boom hoeft te worden voorgeschreven, maar wel een (groenblijvende) vergelijkbare naaldboom.
3.2.
Artikel 7 van de Bomenverordening 2014 (versie 1 oktober 2016) gaat over de herplantplicht. In het tweede lid is bepaald dat het college kan bepalen dat de herplant geschiedt met een houtopstand die vergelijkbaar is met de gevelde houtopstand. In de artikelsgewijze toelichting (op pagina 15) staat dat het uitgangspunt is dat het bomenbestand zoveel mogelijk in stand blijft en herplant zoveel mogelijk ter plaatse moet gebeuren. Met het tweede lid wordt beoogd om bij herplant zoveel mogelijk te streven naar herplant met vergelijkbare aantallen bomen van vergelijkbare leeftijd of dikte en de omschrijving geeft het bestuur ruimte om al naar gelang de omstandigheden het meest haalbare resultaat na te streven, aldus de toelichting. Op pagina 4 van de beleidsregels is te lezen dat het bij de vervanging van een boom gaat om de gelijkwaardigheid aan de gevelde boom. De ‘munteenheid’ voor vervanging is de fysieke boomwaarde, uitgedrukt in leeftijd (of stamdikte als maat) voor leeftijd. Bij het vaststellen van de fysieke compensatie wordt gebruik gemaakt van Tabel 1 en 2 (op pagina 5), aldus punt 2 onder het kopje “Fysiek compensatie middels bepaling fysieke boomwaarde”.
3.3.
Gelet op artikel 7, tweede lid, en de toelichting bij de Bomenverordening, gelezen in samenhang met de beleidsregels, heeft het college naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende kunnen toelichten hoe het advies van de bomendeskundige [1] zich verhoudt tot de (tabellen in de) beleidsregels. De rechtbank begrijpt het standpunt van het college dat een advies steeds maatwerk is en dat het college in het algemeen op een advies van een deskundige kan en mag afgaan, maar het college moet wel inzichtelijk kunnen maken hoe de bomendeskundige de beleidsregels heeft toegepast in het concrete geval. Nu [eiser 1] gemotiveerd heeft aangevoerd waarom volgens hem het advies in strijd met de beleidsregels is, had het college het advies niet zonder nadere motivering (dan wel nadere advisering) mogen overnemen. Het betoog van [eiser 1] slaagt dan ook in zoverre.
Nader onderzoek
4.1.
[eiser 1] voert verder aan dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is genomen, omdat er in de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie op 15 juli 2019 is afgesproken dat er nog nader onderzoek zou plaatsvinden. Uit navraag bij de commissie op 29 oktober 2019 bleek echter dat het bestreden besluit op 15 oktober 2019 is genomen om te vermijden dat niet tijdig besloten zou worden. Ondertussen heeft er volgens [eiser 1] geen nader onderzoek plaatsgevonden.
4.2.
In het verslag van de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie is te lezen dat het dagelijks bestuur (namens het college) [2] liever een boomdeskundige erbij had gehad, in elk geval in overleg gaat treden met een boomdeskundige, de zaak grondig met hem gaat doornemen en alle facetten van de procedure nog wil langslopen. De rechtbank leest ook in het verslag [3] dat er afspraken tussen partijen zijn gemaakt over de planning en de data van het inschakelen van de boomdeskundige door het college en het inlichten van de bezwaarschriftencommissie. Ook wordt afgesproken dat er in elk geval nog een schriftelijke ronde komt (een reactiemogelijkheid, twee weken over het algemeen) en als het heel bijzonder is, partijen nog een keer bij elkaar komen.
4.3.
Ter zitting is komen vast te staan dat het nadere onderzoek niet heeft plaatsgevonden en dat vanwege een ingebrekestelling het bestreden besluit op 15 oktober 2019 is genomen, terwijl een boomdeskundige nog – samen met partijen – zou bekijken wat de mogelijkheden ter plaatse waren, ook wat betreft de herplant (alternatieven, bijvoorbeeld in de achtertuin). Er zou overleg zijn en de uitkomst zou aan de bezwaarschriftencommissie gemeld worden. Dit heeft echter niet plaatsgevonden en [eiser 1] heeft evenmin een (andere) reactiemogelijkheid gekregen. Dit acht de rechtbank in strijd met een zorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit. Gelet op de gemaakte afspraken tijdens de hoorzitting, mocht [eiser 1] er namelijk vanuit gaan dat het nadere onderzoek – met een reactiemogelijkheid en mogelijk zelfs een nadere hoorzitting – zou plaatsvinden voorafgaande aan het bestreden besluit. Bovendien blijkt uit de opmerkingen gemaakt op de hoorzitting, dat dit nadere onderzoek nodig werd geacht door het college.
Conclusies
5. Omdat het betoog over de herplantplicht slaagt, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het bezwaar van [eiser 1] over de herplantplicht ongegrond is verklaard. Op dit onderdeel dient het college een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat nog nader onderzoek van het college (en een boomdeskundige) is vereist.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan [eiser 1] het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover het bezwaar van [eiser 1] over de herplantplicht ongegrond is verklaard;
  • draagt verweerder op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 174,- aan [eiser 1] te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. Pasteuning, griffier
.
griffier
rechter
is verhinderd om deze uitspraak te
ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Dit advies luidde: “Omdat deze boomsoort van de 3e categorie een goede keuze is voor de voortuin, adviseer ik een Japanse sierkers te planten. Tevens adviseer ik een grotere handelsmaat (plantmaat) dan gebruikelijk, te weten 35-40. Dit ter compensatie van de grote (ooit beeldbepalende) den.”
2.Zie onder andere blz. 6 t/m 8.
3.Zie blz. 12 en 13.