ECLI:NL:RBAMS:2020:4767

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
AWB 20/4229
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van dwangsombesluit, niet ontvankelijk verklaard na alsnog besluit op aanvraag

In deze zaak heeft eiseres op 29 juli 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had op 27 maart 2020 een aanvraag ingediend voor compensatie kinderbijslag en kindgebonden budget, maar het bestuursorgaan had niet tijdig beslist. Eiseres heeft verweerder herhaaldelijk in gebreke gesteld, maar pas op 3 september 2020 heeft verweerder een besluit genomen op de aanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld, aangezien de wettelijke beslistermijn van 8 weken was overschreden. Echter, omdat verweerder inmiddels op de aanvraag had beslist, had eiseres geen belang meer bij het beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. Eiseres heeft wel recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 250,50. De rechtbank oordeelt dat de zaak van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de overschrijding van de beslistermijn en de vraag of er een dwangsom verschuldigd is.

De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4229

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en
het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder,

Procesverloop

Eiseres heeft op 29 juli 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit.
Verweerder heeft stukken ingestuurd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Eiseres heeft op 27 maart 2020 een aanvraag gedaan voor compensatie kinderbijslag en kindgebonden budget (alleenstaande ouder compensatie). Eiseres heeft verweerder vervolgens met de brief van 16 april 2020 gerappelleerd. Verweerder heeft met de email van 17 april 2020 ontvangst van het rappel bevestigd. Met de brief van 25 mei 2020 heeft eiseres verweerder vervolgens in gebreke gesteld. Verweerder heeft de ingebrekestelling met de email van 25 mei 2020 bevestigd. Vervolgens is eiseres op 29 juli 2020 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
4. De Participatiewet (Pw) kent geen beslistermijn voor het aanvragen van bijzondere bijstand in de vorm van een alleenstaande ouder compensatie. Daarom is de in de Awb opgenomen redelijke beslistermijn van 8 weken van toepassing. [3]
Eiseres heeft op 27 maart 2020 de bedoelde aanvraag gedaan. Verweerder had dus uiterlijk op 22 mei 2020 moeten beslissen. Eiseres heeft op 25 mei 2020 verweerder in gebreke gesteld. Verweerder heeft met de brief van 8 september 2020 de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegestuurd. Hieruit blijkt dat verweerder op 3 september 2020 een besluit heeft genomen op de aanvraag. Verder blijkt dat verweerder op 7 september 2020 een besluit heeft genomen op de ingebrekestelling, waarbij verweerder heeft vastgesteld dat hij de beslistermijn heeft overschreden en aan eiseres een bedrag van in totaal 1.442,00 euro zal betalen.
5. De rechtbank overweegt dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Verweerder had ten tijde van het instellen van het beroep namelijk nog niet beslist op de aanvraag, terwijl de wettelijke beslistermijn al was verstreken. Nu verweerder alsnog heeft beslist op de aanvraag van eiseres, heeft zij echter geen belang meer bij het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Omdat eiseres terecht beroep heeft ingesteld veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 250,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en of er een dwangsom verschuldigd is.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 250,50
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 4:13, eerste lid, van de Awb.