ECLI:NL:RBAMS:2020:4773

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
13/684082-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereiding van gekwalificeerde diefstal en schuldheling

Op 25 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van voorbereiding van gekwalificeerde diefstal en schuldheling. De zaak kwam ter terechtzitting op 11 september 2020, waar de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van het voorbereiden van een inbraak in Amstelveen in de nacht van 10 op 11 mei 2019, samen met een medeverdachte. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van inbrekersgereedschap, waaronder een koffer met een boormachine en een auto met gereedschap, en het verwerven van een gestolen horloge van het merk Guess. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de voorbereiding van een gekwalificeerde diefstal, omdat hij samen met de medeverdachte in tuinen was aangetroffen met inbrekersgereedschap. De rechtbank achtte ook bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldheling van het horloge, omdat hij had moeten vermoeden dat het horloge van diefstal afkomstig was. De rechtbank legde een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de schade niet rechtstreeks verband hield met de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684082-19 (Promis)
Datum uitspraak: 25 september 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J.H. van der Meij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.D.W. Siccama, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij
1.
in of omstreeks de periode van 10 mei 2019 tot en met 11 mei 2019 te Amstelveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten een gekwalificeerde diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning of op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt (zoals bedoeld in artikel 311 lid 1 onder 3,4,5, en lid 2 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een koffer en/of een boormachine en/of een auto (merk Volkswagen) met diverse gereedschap bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
in of omstreeks de periode van 10 mei 2019 tot en met 11 mei 2019, althans in de periode van 31 december 2017 tot en met 11 mei 2019, te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een horloge (merk Guess) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
subsidiair:
in of omstreeks de periode van 10 mei 2019 tot en met 11 mei 2019, althans in de periode van 31 december 2017 tot en met 11 mei 2019, te Amstelveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een voorwerp, te weten een horloge (merk Guess), heeft verworven, voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist, althans
redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daartoe heeft zij het volgende betoogd.
Verdachte heeft opzettelijk een koffer met een boormachine en een auto met gereedschap, zoals een kniptang, een breekijzer en schroevendraaiers, voorhanden gehad met als enkel doel in de nachtelijke uren inbraken te plegen. De verklaring die verdachte op de zitting heeft gegeven, namelijk dat hij weliswaar samen met medeverdachte [medeverdachte] in tuinen heeft rondgelopen, maar niet van tevoren de intentie had om spullen weg te nemen, acht de officier van justitie onaannemelijk.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan schuldheling van een gestolen horloge van het merk Guess, dat in zijn auto lag. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dit horloge op Koningsdag heeft gekocht voor 40,- euro. Het horloge was echter bijna 700,- euro waard en ook op Koningsdag bestaat de plicht om navraag te doen naar een goed dat gekocht wordt. Daarbij komt dat het horloge samen met andere, voor inbraak bestemde, goederen in de auto van verdachte lag. Deze omstandigheden tezamen maken volgens de officier van justitie dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het horloge van diefstal afkomstig was.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit en daartoe het volgende aangevoerd.
Voor een bewezenverklaring van een strafbare voorbereiding moet kunnen worden vastgesteld dat degene die de spullen voorhanden heeft, daarmee een misdadig doel voor ogen heeft. Dit kan in deze zaak niet worden vastgesteld. Er is geen nader onderzoek verricht naar de boormachine; het is mogelijk dat deze eerder die avond is buitgemaakt en daarom voorhanden was. Daarom kan ten aanzien van de boormachine niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat deze bestemd was voor het medeplegen van een inbraak in de nachtelijke uren. Ten aanzien van de auto van verdachte kan volgens de raadsman evenmin worden vastgesteld dat deze bestemd was om woninginbraken mee te plegen. Dit zou anders zijn als daarmee een ramkraak zou worden gepleegd, maar daarvan is geen sprake. De gereedschappen die in de auto lagen, zijn niet te herleiden tot het plegen van inbraken, aangezien de auto daar niet met dat doel was geparkeerd en verdachte pas naderhand in tuinen is gaan lopen. Wat overblijft is alleen een intentie en dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring van een strafbare voorbereiding.
Wat betreft de heling van het horloge is het te kort door de bocht om aan te nemen dat verdachte op dat moment had moeten vermoeden dat er iets niet in de haak was met het horloge, nu het ging om een horloge dat in 2017 was gestolen en tweeënhalf jaar later op Koningsdag voor de verkoop op een doek lag. De omstandigheid dat dit horloge in de kofferbak van de auto van verdachte lag, is niet zonder meer een indicatie voor schuldheling.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, namelijk dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] een gekwalificeerde diefstal heeft voorbereid. Naar aanleiding van meldingen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in het donker door de politie, met behulp van een speurhond, bij iemand anders in de tuin aangetroffen terwijl zij zich daar verstopten, nadat zij door verschillende tuinen hadden gelopen en een zaklamp en koffer met daarin een boormachine bij zich hadden. Hoewel deze omstandigheden schreeuwen om een uitleg, heeft verdachte zich eerst op zijn zwijgrecht beroepen en hierover pas op de zitting een verklaring afgelegd. Hij heeft onder andere verklaard dat hij die middag samen met een groep jongens en meisjes in het centrum van Amstelveen was om te “chillen”, dat hij met de auto was gegaan en zijn auto ergens in Amstelveen had geparkeerd omdat het daar gratis parkeren was en dat het door tuinen lopen met [medeverdachte] is gebeurd toen hij op zoek ging naar zijn auto.
Verdachte heeft op zitting toegegeven dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] ’s nachts in tuinen bij huizen heeft gelopen en dat hij en [medeverdachte] toen met een lampje hebben geschenen op zoek naar spullen. Ook heeft hij verklaard dat hij toen samen met zijn medeverdachte op zoek was naar goederen van zijn gading. Over de koffer met daarin een boormachine heeft verdachte verklaard dat hij deze in zijn handen heeft gehad, maar hij kon desgevraagd niet vertellen hoe hij daaraan was gekomen, of van wie deze koffer was, waarom hij en de medeverdachte deze koffer bij zich droegen terwijl ze de tuinen ingingen, dan wel waarom de koffer werd weggegooid toen zij zich voor de politie probeerden te verstoppen. Met deze verklaring heeft verdachte weliswaar enige openheid van zaken gegeven, maar hij heeft op essentiële onderdelen alsnog geen uitleg gegeven. De rechtbank vindt deze verklaring van verdachte niet te verifiëren, moeilijk te volgen en niet aannemelijk.
Gelet op bovengenoemde omstandigheden, de aanwezigheid van de boormachine, die verdachte naar het oordeel van de rechtbank bij zich had om samen met [medeverdachte] een woninginbraak mee te plegen, en het feit dat verdachte gereedschap, zoals een breekijzer, in zijn auto had liggen, gaat de rechtbank ervan uit dat het verdachte en [medeverdachte] ging om goederen van hun gading uit een woning en niet uit een tuin. Gelet op bovengenoemde omstandigheden komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het Guess horloge, dat blijkens de aangifte van [persoon 1] gestolen was bij een woninginbraak, overweegt de rechtbank dat het is gevonden in de kofferbak van de auto van verdachte waar ook gereedschap in lag dat de rechtbank – mede gelet op de omstandigheden waaronder dit gereedschap werd aangetroffen – als inbreekwerktuigen beschouwt. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij het horloge op Koningsdag heeft gekocht, maar dat hij verder geen onderzoek of navraag heeft gedaan naar de herkomst van het horloge. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dit wel had moeten doen, omdat alleen al vanwege de zeer lage prijs op verdachte een onderzoeksplicht rustte. In de bewuste omstandigheden had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat het horloge van diefstal afkomstig was. Alles in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van het Guess horloge, zoals onder 2 primair (impliciet subsidiair) is ten laste gelegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 11 mei 2019 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een gekwalificeerde diefstal in vereniging, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt (zoals bedoeld in artikel 311 lid 1 onder 3, 4, 5, en lid 2 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een koffer en een boormachine en een auto, merk Volkswagen, met divers gereedschap bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
2.
op 11 mei 2019 te Amstelveen, een horloge, merk Guess, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 primair (impliciet subsidiair) bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 60 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit in geval van een eventuele veroordeling bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte zijn leven op orde heeft, een opleiding volgt, in het kader daarvan ook een baan heeft en duidelijk niet meer te maken wil hebben met strafbare feiten en mensen die zich daarmee bezighouden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een gekwalificeerde diefstal (inbraak in een woning in de nachtelijke uren). Inbraak betreft een misdrijf dat behoort tot een categorie strafbare feiten die niet alleen ergerlijk zijn en materiële schade opleveren, maar ook gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken bij de directe slachtoffers en in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een horloge dat gestolen was uit een woning. Door een gestolen goed te helen, heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van diefstallen door anderen.
De rechtbank is, conform het advies van Reclassering Nederland van 7 februari 2020, van oordeel dat het volwassenenstrafrecht van toepassing is en is alles afwegende van oordeel dat een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden, zoals is gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden is.

8.Het beslag

Blijkens de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 5 maart 2020 is onder verdachte het volgende voorwerp in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
2 1.00 STK Personenauto [kenteken], VW POLO 2005, 5222749.
Dit voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het onder 1. bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

9.De vorderingen van de benadeelde partijen

[persoon 2] en [persoon 3] hebben zich gevoegd in dit strafgeding als benadeelde partij en vorderen respectievelijk € 689,- en € 197,- aan vergoeding van materiële schade en € 114,37 en € 71,37 aan vergoeding van proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[persoon 2] vordert daarnaast € 4.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vorderingen zijn betwist.
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 2 primair (impliciet subsidiair) bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 46, 47, 57, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen geachte:
Medeplegen van voorbereiding van diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder 2 primair (impliciet subsidiair) bewezen geachte:
Schuldheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
30 (dertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd het op de beslaglijst vermelde voorwerp, te weten:
2 1.00 STK Personenauto [kenteken], VW POLO 2005, 5222749.
Verklaart [persoon 2] en [persoon 3] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Coşkun, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2020.
mr. Bartels is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]

11.[...]

[...]

.