Op 17 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 19 april 2019, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Verenigd Koninkrijk op 16 april 2019. De opgeëiste persoon, geboren in 2000 en thans gedetineerd in Duitsland, is in deze procedure vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. C.N.M.G. Starmans. De rechtbank heeft de zittingen op 14 juni 2019, 12 juli 2019 en 17 september 2020 gehouden, waarbij de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes en mr. K. van der Schaft aanwezig waren.
Tijdens de behandeling op 17 september 2020 heeft de rechtbank vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn identiteit juist is vastgesteld. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, aangezien de opgeëiste persoon op dat moment in Duitsland gedetineerd was. De rechtbank heeft dit standpunt onderschreven en verklaard dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering ex artikel 23 OLW. Tevens is vastgesteld dat de overleveringsdetentie is beëindigd.
De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. J.G. Vegter, samen met mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en M.C. Eggink, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.