ECLI:NL:RBAMS:2020:4831

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
RK 19/7186
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoedingen voor kosten van de raadsman en verzoekschrift op basis van artikel 530 Sv

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 13 augustus 2020, is het verzoek van een jonge vrouw, aangeduid als verzoekster, toegewezen. Het verzoek betreft een vergoeding voor de kosten van de raadsman en de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift, op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoekster was betrokken bij een grote drugszaak, maar de strafzaak tegen haar is op 28 november 2019 onvoorwaardelijk geseponeerd. Het verzoekschrift is op 23 december 2019 ingediend, en de rechtbank heeft op 13 augustus 2020 de gemachtigde raadsman en de officier van justitie gehoord. De raadsman heeft aangevoerd dat verzoekster geen kennis heeft van het strafrecht en dat er veel tijd is besteed aan het verhoor en de nabespreking. De officier van justitie heeft geen bezwaar gemaakt tegen de toekenning van de kosten, aangezien deze niet onredelijk hoog zouden zijn. De rechtbank heeft, na beoordeling van de omstandigheden, besloten om de gevraagde vergoeding van € 980,10 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor de kosten van het verzoekschrift toe te kennen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als verzoekster.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 19/7186
Beschikking op het verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonend op het adres [adres 1] , [plaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsman, mr. W. van Vliet,
[adres 2] te Amsterdam,
verzoekster.

1.De procesgang

Het verzoekschrift is op 23 december 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 21 januari 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 13 augustus 2020 de gemachtigde raadsman en de officier van justitie, mr. F.R. Bons, in openbare raadkamer gehoord.
Verzoekster is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

2.De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 980,10 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Verzoekster is een jonge vrouw die geen enkel verstand heeft van het strafrecht, terwijl zij via haar broer betrokken is geraakt in een grote drugszaak. De raadsman van verzoekster heeft veelvuldig telefonisch contact met haar gehad. Op de dag dat het verhoor van verzoekster plaatsvond, hebben zij van tevoren afgesproken bij een hotel in de buurt. Er is toen veel besproken. Tijdens het verhoor heeft verzoekster zich op haar zwijgrecht beroepen en daarna hebben verzoekster en haar raadsman het verhoor nabesproken. Verzoekster begreep niets en haar familie had allerlei vragen. Dit heeft allemaal tijd gekost en is niet allemaal opgenomen in de urenspecificatie.
De raadsman heeft verder ten aanzien van zijn uurtarief verklaard dat hij tien jaar advocaat is en een uurtarief hanteert van € 225,-. Hij heeft vaker veel hogere bedragen voorbij zien komen. De raadsman heeft het gevoel ten onrechte weggezet te worden als advocaat die geld bij elkaar wil sprokkelen.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft ter zitting verklaard zich niet te verzetten tegen het toekennen van de kosten van de raadsman, nu het verzochte bedrag niet onredelijk hoog voorkomt. De officier van justitie heeft erop gewezen dat op grond van artikel 534 lid 3 Sv eventueel verrekening dient plaats te vinden met de bedragen die in het overzicht van het CJIB staan vermeld. De officier van justitie verzet zich verder ook niet tegen het toekennen van de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.

4.De beoordeling

Verzoekster is op 26 januari 2018 gehoord door de politie in het kader van de verdenking van overtreding van artikel 2c Opiumwet.
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoekster onvoorwaardelijk is geseponeerd en dat bij brief van 28 november 2019 aan haar meegedeeld.
Indien de zaak een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt aan de gewezen verdachte op zijn verzoek op grond van artikel 530 lid 1 Sv een vergoeding toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, berekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde en kan aan de gewezen verdachte op zijn verzoek op grond van artikel 530 lid 2 Sv uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoekster is op 28 november 2019 onvoorwaardelijk geseponeerd. Een onvoorwaardelijk sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 530 Sv.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde urenspecificatie met de toelichting daarop tijdens de zitting en de declaratie. De gevraagde vergoeding van € 980,10 zal dan ook worden toegekend.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding van € 550,- toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 980,10 (negenhonderdtachtig euro en tien eurocent) voor de kosten van de raadsman.
De rechtbank kent aan verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. C.M. Degenaar, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2020.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen
en voor verzoekster binnen een maand na betekening van deze beschikking,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.530,10 (duizend vijfhonderddertig euro en tien eurocent) op IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Siccama, onder vermelding van vergoeding 530 Sv, inzake: [verzoekster].
Aldus gedaan op 13 augustus 2020,
door mr. C.M. Degenaar, rechter.