Uitspraak
g
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.Inhoud van het klaagschrift
3.Standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
niet-ontvankelijkin zijn beklag.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van klager, die zijn telefoon terugvorderde. De telefoon was in beslag genomen in het kader van een onderzoek naar witwassen, waarbij klager op 14 april 2016 als verdachte werd aangehouden. De telefoon was aangetroffen in een auto die op naam van een ander stond, en werd op 15 april 2016 in beslag genomen. Klager stelde dat het beslag geen onderzoeksbelang meer diende, aangezien de zaak was geseponeerd en het klaagschrift tijdig was ingediend.
De rechtbank heeft de klager, zijn raadsvrouw mr. S.N.M. Lousberg, en de officier van justitie mr. F.R. Bons in openbare raadkamer gehoord. De raadsvrouw betoogde dat er geen machtiging tot vernietiging van de telefoon in het dossier was opgenomen, en dat de kennisgeving van inbeslagneming onvoldoende was om de vernietiging te rechtvaardigen. De officier van justitie stelde echter dat het klaagschrift tijdig was ingediend, maar dat klager niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de telefoon inmiddels was vernietigd en het beslag was beëindigd.
De rechtbank oordeelde dat de kennisgeving van inbeslagneming op 13 juni 2016, die was ondertekend op 16 maart 2018, moest worden opgevat als een machtiging tot vernietiging. Hierdoor was het beslag beëindigd en werd klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter mr. C.M. Degenaar, in aanwezigheid van griffier mr. R. Stockmann.