ECLI:NL:RBAMS:2020:4856

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4722
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar voor parkeervergunning en vaststelling dwangsom

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift, nadat zij op 28 april 2020 bezwaar had gemaakt tegen de beslissing van verweerder om haar op een wachtlijst voor een parkeervergunning te plaatsen. Eiseres heeft verweerder op 7 augustus 2020 in gebreke gesteld, waarna zij op 28 augustus 2020 in beroep is gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van 8 weken, zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is overschreden. Verweerder heeft geen stukken ingediend en de rechtbank heeft daarom de door eiseres verstrekte informatie als uitgangspunt genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder een dwangsom verschuldigd is voor elke dag dat hij in gebreke is, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 262,50. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en griffier N. van der Kroft.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4722

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder,

Procesverloop

Eiseres heeft met de brief van 25 augustus 2020, door de rechtbank ontvangen op
25 augustus 2020, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift.
Verweerder heeft, ondanks een verzoek daartoe van de rechtbank, geen stukken en ook geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Verweerder heeft in dit dossier geen stukken ingediend. De rechtbank gaat daarom uit van de door eiseres verstrekte informatie. Eiseres heeft op 28 april 2020 bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder van 20 februari 2020. Met deze beslissing heeft verweerder eiseres op een wachtlijst geplaatst voor een parkeervergunning. Met de brief van 7 augustus 2020 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens is eiseres op 28 augustus 2020 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift.
4. De rechtbank stelt vast dat de in de Awb opgenomen redelijke beslistermijn van
8 weken van toepassing is [3] en dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
5. Het beroep is dus gegrond.
6. Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag. (artikel 4:17 van de Awb). Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was (artikel 4:18, eerste lid, van de Awb).
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom nog niet vastgesteld. De rechtbank doet dit daarom zelf met toepassing van artikel 8:55c van de Awb. Verweerder is een dwangsom verschuldigd vanaf 21 augustus 2020, zijnde twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling, tot en met 2 oktober 2020 . De verbeurde dwangsom bedraagt derhalve het maximale bedrag van € 1.442,-.
7. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb). Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Dat betekent dat verweerder uiterlijk binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend moet maken.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en of er een dwangsom verschuldigd is.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
3.Artikel 4:13 Awb