Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
“Graag wil ik u verwijzen naar de betalingsregeling die wij met elkaar zijn overeengekomen. De afspraak die wij hebben gemaakt is € 250 (incl alimentatie voor [gedaagde sub 2] als [naam] ). Ik zal het bedrag van € 250 voortzetten zodat de achterstand hiermee ingelopen wordt. Het verschil van deze maand zal ik daarom naar u overmaken.
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 130,- per maand (voor alleen [naam] ), alles vermeerderd met de jaarlijkse wettelijke indexering. Deze beschikking is in kracht van gewijsde gegaan. [eiser] erkent dat hij niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] beschikten dan ook over een titel op grond waarvan zij executoriaal beslag mochten leggen. De executie kan slechts worden verboden of geschorst indien zij misbruik van bevoegdheid zouden maken. Daarvan kan sprake zijn indien zij, mede gelet op de belangen aan de zijde van [eiser] , geen in redelijkheid te respecteren belang hebben bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot executie. [eiser] meent dat dit het geval is, omdat de vordering grotendeels verjaard is, althans dat de executoriale verkoop van zijn huis bij hem een noodtoestand zal doen ontstaan. [gedaagde sub 1] c.s.en [gedaagde sub 2] zijn het daar niet mee eens.
“..Graag wil ik u verwijzen naar de betalingsregeling die wij met elkaar zijn overeengekomen. De afspraak die wij hebben gemaakt is € 250 (incl alimentatie voor [gedaagde sub 2] als [naam] ). Ik zal het bedrag van € 250 voortzetten zodat de achterstand hiermee ingelopen wordt. ..”. Ten tweede komt het bedrag van € 250,- niet overeen met het volgens de beschikking voor twee kinderen geldende maandbedrag, of dat nu berekend wordt zonder wettelijke indexering (dat zou € 260,- zijn) of mèt (dat zou in 2015 ongeveer € 307 zijn en daarna elke jaar stijgen). In het licht van het voorgaande kan de door [eiser] bij de overmakingen vermelde omschrijving “alimentatie voor de kinderen” niet worden beschouwd als een aanwijzing dat de betaling (uitsluitend) moet worden toegerekend aan de lopende alimentatieverplichting in plaats van (ook) aan de achterstand, zoals [eiser] onder verwijzing naar artikel 6:43 Burgerlijk Wetboek heeft betoogd.