In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 oktober 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw (eiseres) en haar man (gedaagde) over de uitschrijving van de man uit de echtelijke huurwoning in de Basisregistratie Personen (BRP). De vrouw had eerder, op 27 augustus 2020, een beschikking gekregen waarin haar het voorlopig exclusieve gebruiksrecht van de echtelijke woning was toegewezen. De man was verplicht de woning te verlaten, maar weigerde zich uit te schrijven uit de BRP, wat de vrouw belette om bijstandsuitkeringen en toeslagen aan te vragen. De vrouw vorderde in kort geding dat de man zich zou uitschrijven, bij gebreke waarvan hij een dwangsom zou moeten betalen of het vonnis in de plaats zou treden van zijn opdracht aan de gemeente tot uitschrijving.
Tijdens de zitting op 15 oktober 2020 heeft de vrouw toegelicht dat zij zonder uitschrijving van de man niet in haar levensonderhoud kan voorzien. De man voerde verweer en stelde dat hij zonder adres zijn TOZO-uitkering zou verliezen. De voorzieningenrechter overwoog dat de belangen van de vrouw, die met hun minderjarige kind in de woning verblijft, zwaarder wegen dan die van de man. De rechtbank oordeelde dat de man zich binnen drie werkdagen moest uitschrijven uit de BRP. Indien hij hieraan niet voldeed, zou het vonnis in de plaats treden van de uitschrijving. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.