Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
Na verder debat is de zaak één week pro forma aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen hun geschil onderling op te lossen (meer in het bijzonder om Ferotrans in de gelegenheid te stellen (een deel van) de van de NS gekochte treinen buiten Nederland te brengen, althans hiertoe een concreet voorstel te doen).
Bij e-mails van 14 oktober2020 hebben de raadslieden van partijen meegedeeld dat dit niet is gelukt. Vonnis is bepaald op 21 oktober 2020.
2.De feiten
3.Het geschil
primair1. opheffing van het door Ferotrans gelegde beslag, op straffe van een dwangsom;
subsidiair3. Ferotrans te veroordelen tot het stellen van zekerheid ten gunste van NS voor een bedrag van € 250.000,-;
primair en subsidiair
De afgesproken transportdatum was geen fatale datum. Er is niet afgesproken voor hoe lang NS de treinstellen voor Ferotrans zou opslaan. In dit geval moet worden uitgegaan van redelijke termijnen. De afwijkende afmetingen van de treinstellen en het ontbreken van enkele cruciale documenten heeft tot vertraging in het transport geleid. Grensoverschrijdend transport van treinstellen is hoe dan ook een complexe aangelegenheid. NS had weliswaar niet de verplichting de treinstellen te transporteren, maar als verkopende partij had zij wel (op grond van de koopovereenkomst en op grond van artikel 7:9 BW) de verplichting het papierwerk op orde te hebben. Meer specifiek diende Ferotrans voor vervoer door Duitsland te beschikken over de zogenoemde homologatiestukken. De homologatiestukken zijn pas op 29 mei 2018, en dus te laat, naar Ferotrans verstuurd. Bovendien bleken die stukken niet volledig omdat het meest essentiële document, de zogenoemde
Einschränkungsberechnungontbrak. Het ontbreken van dit document valt in de risicosfeer van NS. Verder bleek dat in Duitsland is vereist dat voor het transport onder meer de remmen worden gereviseerd. NS heeft het desbetreffende document (de zogenoemde
Lauffähigkeitsbescheinigung) uiteindelijk pas op 17 april 2019 naar Ferotrans gestuurd. Omdat Ferotrans toen inmiddels als gevolg van haar eigen inspanningen en op eigen kosten ook kon beschikken over de
Einschränkungsberechnungheeft zij in juli en augustus 2019 veel inspanningen geleverd om het transport mogelijk te maken, waarbij zij geen medewerking van NS kreeg. Terwijl zij bezig was met de laatste puntje op de i ontving zij de ontbindingsbrief van NS en werd zij in kort geding gedagvaard.
Het beslag is gelegd omdat NS meerdere keren kenbaar heeft gemaakt de treinstellen aan een derde te verkopen, of zelfs te slopen. Zij is bovendien niet van plan de door Ferotrans betaalde koopprijs van € 1.040.000,- terug te betalen. NS wil die koopprijs – ten onrechte – verrekenen met de opslagkosten. NS heeft haar eigen (spoedeisend) belang gecreëerd bij opheffing van het beslag, door de treinstellen aan SKPL te verkopen nog vóór het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden arrest had gewezen. Nu blijkt echter dat die koopovereenkomst niet doorgaat, zodat NS geen spoedeisend belang heeft bij opheffing van het beslag.
4.De beoordeling
Einschränkungsberechnungen vanaf april 2019 over de
Lauffähigkeitsbescheinigung,documenten die nodig zijn voor toelating van de treinstellen op het Duitse spoor. Toen zij de treinstellen desondanks maanden later nog niet had weggehaald, heeft NS de overeenkomsten in augustus 2019 ontbonden. Ter zitting in dit kort geding is bovendien gebleken dat partijen ook na de buitengerechtelijke ontbinding nog hebben gesproken over het ophalen van de treinstellen door Ferotrans. NS was dus bereid, ondanks de ontbinding, hieraan alsnog haar medewerking te verlenen. Zelfs op de zitting is nog afgesproken dat Ferotrans één week de tijd zou krijgen (dus tot 14 oktober 2020) om (een gedeelte van) de treinstellen alsnog op te halen, althans om NS hiertoe een concreet voorstel te doen. Kennelijk is zij ook hierin niet geslaagd. Mocht de bodemrechter, anders dan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, vinden dat Ferotrans een redelijke termijn moest worden gegund voor het ophalen van de treinstellen, dan is onder deze omstandigheden zeer aannemelijk dat ook die redelijke termijn zo lang na de afgesproken datum van 15 april 2018, was verstreken. Daarmee staat wel vast dat Ferotrans in verzuim is geraakt.
as-is” bepaling in de overeenkomst, niet de verplichting tot het afgeven van documenten. In het arrest staat echter ook dat Ferotrans uiteindelijk erin is geslaagd om zelf de noodzakelijke documentatie te verzamelen (zie r.o. 3.13). Ter zitting in dit kort geding heeft Ferotrans niet concreet kunnen maken welke documenten thans nog zouden ontbreken. Zoals gezegd beschikte zij in ieder geval vanaf maart 2019 over de
Einschränkungsberechnungen vanaf april 2019 over de
Lauffähigkeitsbescheinigung.Onder die omstandigheden is zeer aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat geen sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van NS.
980,00