ECLI:NL:RBAMS:2020:5110

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
C/13/690527 / KG ZA 20-874 AB/MV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag door Roemeense spoorwegmaatschappij op treinstellen van NS

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen NS Reizigers B.V. en de Roemeense spoorwegmaatschappij S.C. Ferotrans-T.F.I. S.R.L. NS vorderde de opheffing van een door Ferotrans gelegd conservatoir beslag op 48 treinstellen. De achtergrond van het geschil ligt in drie koopovereenkomsten uit 2014 en 2017, waarbij NS de treinstellen aan Ferotrans had verkocht. Ferotrans heeft echter nagelaten de treinstellen op te halen, wat leidde tot de ontbinding van de koopovereenkomst door NS in augustus 2019. Ferotrans heeft vervolgens conservatoir beslag gelegd op de treinstellen, wat NS als onterecht beschouwde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 oktober 2020 werd duidelijk dat partijen niet tot een oplossing waren gekomen, ondanks de mogelijkheid die hen was geboden om het geschil onderling op te lossen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Ferotrans in verzuim was geraakt door de treinstellen niet tijdig op te halen en dat het beslag summierlijk ondeugdelijk was. De rechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat NS een spoedeisend belang heeft bij de opheffing van het beslag, aangezien de treinstellen al lange tijd in opslag zijn en de waarde ervan afneemt.

De voorzieningenrechter heeft daarom de vordering van NS tot opheffing van het beslag toegewezen, zonder dwangsom, en Ferotrans veroordeeld in de proceskosten. Tevens is bepaald dat Ferotrans bij een toekomstig beslagrekest een kopie van dit vonnis moet overleggen aan de beslagrechter, op straffe van een dwangsom.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/690527 / KG ZA 20-874 AB/MV
Vonnis in kort geding van 21 oktober 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS REIZIGERS B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres bij dagvaarding van 28 september 2020,
advocaat mr. L.F. Dröge te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
S.C. FEROTRANS-T.F.I. S.R.L.,
gevestigd te Iasi (Roemenië),
gedaagde,
advocaat mr. P.M. Keegstra te Amsterdam.
Partijen zullen hierna NS en Ferotrans worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 7 oktober 2020 heeft NS de dagvaarding toegelicht. Ferotrans heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
aan de zijde van NS: [naam 1] en [naam 2] met mr. Dröge;
aan de zijde van Ferotrans: [naam 3] , [naam 4] en C. Sutac (tolk Roemeens/Nederlands) met mr. Keegstra.
Na verder debat is de zaak één week pro forma aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen hun geschil onderling op te lossen (meer in het bijzonder om Ferotrans in de gelegenheid te stellen (een deel van) de van de NS gekochte treinen buiten Nederland te brengen, althans hiertoe een concreet voorstel te doen).
Bij e-mails van 14 oktober2020 hebben de raadslieden van partijen meegedeeld dat dit niet is gelukt. Vonnis is bepaald op 21 oktober 2020.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten in deze zaak wordt verwezen naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 september 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:7599). Het komt er – kort gezegd – op neer dat partijen in 2014 en 2017 drie koopovereenkomsten hebben gesloten waarbij NS aan Ferotrans 48 gebruikte treinstellen heeft verkocht. Omdat Ferotrans naar de mening van NS niet voldeed aan haar verplichting de treinstellen uiterlijk op de overeengekomen datum van 15 april 2018 te komen ophalen, en dit ook daarna na diverse sommaties naliet, heeft NS de koopovereenkomst in augustus 2019 buitengerechtelijk ontbonden. Op vordering van NS heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland Ferotrans vervolgens veroordeeld mee te werken aan het terugleveren van de treinstellen (zie hiervoor het vonnis van 25 september 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:4565). Op 27 september 2019 heeft Ferotrans de akte van levering ondertekend, waardoor de treinen weer eigendom werden van NS. NS heeft de treinen vervolgens overgebracht van Nijmegen naar Amsterdam. Ferotrans heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 25 september 2019 bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het gerechtshof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
2.2.
Op 11 september 2020 heeft Ferotrans bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd conservatoir beslag tot afgifte te leggen op de treinstellen. Dit verlof is verleend op 14 september 2020. Het beslag is diezelfde dag gelegd. In het beslagverlof is bepaald dat de eis in de hoofdzaak binnen veertien dagen na eerste beslaglegging moet worden ingesteld. Op 23 september 2020 heeft NS Ferotrans gesommeerd het beslag op te heffen. Aan deze sommatie heeft zij niet voldaan. Op 25 september 2020 heeft Ferotrans de dagvaarding in de hoofdzaak doen uitbrengen.

3.Het geschil

3.1.
NS vordert het volgende:
primair1. opheffing van het door Ferotrans gelegde beslag, op straffe van een dwangsom;
2. Ferotrans te verbieden opnieuw beslag te leggen op de treinstellen op basis van dezelfde grondslag als het beslag waarvan thans opheffing wordt gevraagd, op straffe van een dwangsom;
subsidiair3. Ferotrans te veroordelen tot het stellen van zekerheid ten gunste van NS voor een bedrag van € 250.000,-;
primair en subsidiair
4. Ferotrans te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
NS stelt hiertoe dat zij sinds eind 2017 continu in contact is geweest met Ferotrans over het ophalen van de treinen. NS is hierbij bijzonder behulpzaam geweest en heeft veel tijd en kosten geïnvesteerd. Ferotrans heeft echter de fatale datum van 15 april 2018 laten verstrijken waardoor zij van rechtswege in verzuim kwam. De treinen stonden al die tijd op een terrein van ProRail in Nijmegen. Omdat – mede vanwege de druk van boetes en significante schadeclaims van de kant van ProRail – bij NS de maat vol was, heeft zij de koopovereenkomsten in augustus 2019 buitengerechtelijk ontbonden. De voorzieningenrechter en het gerechtshof kwamen tot het oordeel dat de buitengerechtelijke ontbinding gerechtvaardigd was. Op 4 september 2020 heeft NS een koopovereenkomst gesloten met het in Polen gevestigde SKPL Cargo z.o.o. (SKPL). Door het beslag kan NS deze koopovereenkomst niet nakomen. Zij lijdt hierdoor niet alleen financiële schade, maar ook haar goede naam en reputatie worden aangetast. Weliswaar heeft SKPL bij brief van 30 september 2020 bericht dat zij de koopovereenkomst wenst te beëindigen, omdat zij verwachtte de financiering niet rond te kunnen krijgen, maar er zijn inmiddels opnieuw gesprekken gaande tussen NS en SKPL. NS heeft dan ook een groot belang bij opheffing van het beslag. Dit belang bestaat er verder uit dat zij maandelijks € 12.000,- kwijt is aan opslagkosten. Bovendien neemt door het tijdsverloop de marktwaarde van de treinen af. Mocht de opheffing van het beslag niet worden uitgesproken, dan heeft NS belang bij het stellen van een tegenzekerheid, zoals subsidiair gevorderd, voor de schade die zij lijdt als gevolg van het beslag.
3.3.
Ferotrans heeft aangevoerd dat NS de koopovereenkomst niet had mogen ontbinden. Er is geen sprake van een tekortkoming bij Ferotrans, maar juist aan de zijde van NS. Als al sprake zou zijn van een tekortkoming aan de zijde van Ferotrans, dan rechtvaardigt die tekortkoming niet de ontbinding van de overeenkomst. Aan het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwaren dat de ontbinding wel was gerechtvaardigd, komt geen gezag van gewijsde toe.
De ontbinding leidt tot schade voor Ferotrans, die een en ander als volgt toelicht.
De afgesproken transportdatum was geen fatale datum. Er is niet afgesproken voor hoe lang NS de treinstellen voor Ferotrans zou opslaan. In dit geval moet worden uitgegaan van redelijke termijnen. De afwijkende afmetingen van de treinstellen en het ontbreken van enkele cruciale documenten heeft tot vertraging in het transport geleid. Grensoverschrijdend transport van treinstellen is hoe dan ook een complexe aangelegenheid. NS had weliswaar niet de verplichting de treinstellen te transporteren, maar als verkopende partij had zij wel (op grond van de koopovereenkomst en op grond van artikel 7:9 BW) de verplichting het papierwerk op orde te hebben. Meer specifiek diende Ferotrans voor vervoer door Duitsland te beschikken over de zogenoemde homologatiestukken. De homologatiestukken zijn pas op 29 mei 2018, en dus te laat, naar Ferotrans verstuurd. Bovendien bleken die stukken niet volledig omdat het meest essentiële document, de zogenoemde
Einschränkungsberechnungontbrak. Het ontbreken van dit document valt in de risicosfeer van NS. Verder bleek dat in Duitsland is vereist dat voor het transport onder meer de remmen worden gereviseerd. NS heeft het desbetreffende document (de zogenoemde
Lauffähigkeitsbescheinigung) uiteindelijk pas op 17 april 2019 naar Ferotrans gestuurd. Omdat Ferotrans toen inmiddels als gevolg van haar eigen inspanningen en op eigen kosten ook kon beschikken over de
Einschränkungsberechnungheeft zij in juli en augustus 2019 veel inspanningen geleverd om het transport mogelijk te maken, waarbij zij geen medewerking van NS kreeg. Terwijl zij bezig was met de laatste puntje op de i ontving zij de ontbindingsbrief van NS en werd zij in kort geding gedagvaard.
Het beslag is gelegd omdat NS meerdere keren kenbaar heeft gemaakt de treinstellen aan een derde te verkopen, of zelfs te slopen. Zij is bovendien niet van plan de door Ferotrans betaalde koopprijs van € 1.040.000,- terug te betalen. NS wil die koopprijs – ten onrechte – verrekenen met de opslagkosten. NS heeft haar eigen (spoedeisend) belang gecreëerd bij opheffing van het beslag, door de treinstellen aan SKPL te verkopen nog vóór het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden arrest had gewezen. Nu blijkt echter dat die koopovereenkomst niet doorgaat, zodat NS geen spoedeisend belang heeft bij opheffing van het beslag.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De beslagen treinstellen bevinden zich in het arrondissement Amsterdam. De voorzieningenrechter van deze rechtbank is dan ook bevoegd om van dit geschil kennis te nemen.
4.2.
Op grond van artikel 705 lid 2 Rv kan de opheffing van een conservatoir beslag onder meer worden bevolen, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht. Het spoedeisend belang bij een vordering tot opheffing van beslag wordt aanwezig verondersteld. Bij de beoordeling of een conservatoir beslag moet worden opgeheven, moeten ook de wederzijdse belangen worden afgewogen.
4.3.
In het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 september 2020 is geoordeeld dat de afgesproken datum van 15 april 2018 waarop de treinstellen moesten zijn opgehaald een fatale datum was. Ferotrans is in deze redenering dus zonder nadere ingebrekestelling in verzuim geraakt door de treinstellen niet uiterlijk op die datum op te halen. Primair neemt Ferotrans in dit kort geding (weer) het standpunt in dat geen sprake was van een fatale termijn, maar dat op grond van alle feiten en omstandigheden een redelijke termijn gold. Het is volgens Ferotrans aan de bodemrechter om die redelijke termijn vast te stellen.
4.4.
Ferotrans blijkt vanaf maart 2019 te beschikken over de
Einschränkungsberechnungen vanaf april 2019 over de
Lauffähigkeitsbescheinigung,documenten die nodig zijn voor toelating van de treinstellen op het Duitse spoor. Toen zij de treinstellen desondanks maanden later nog niet had weggehaald, heeft NS de overeenkomsten in augustus 2019 ontbonden. Ter zitting in dit kort geding is bovendien gebleken dat partijen ook na de buitengerechtelijke ontbinding nog hebben gesproken over het ophalen van de treinstellen door Ferotrans. NS was dus bereid, ondanks de ontbinding, hieraan alsnog haar medewerking te verlenen. Zelfs op de zitting is nog afgesproken dat Ferotrans één week de tijd zou krijgen (dus tot 14 oktober 2020) om (een gedeelte van) de treinstellen alsnog op te halen, althans om NS hiertoe een concreet voorstel te doen. Kennelijk is zij ook hierin niet geslaagd. Mocht de bodemrechter, anders dan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, vinden dat Ferotrans een redelijke termijn moest worden gegund voor het ophalen van de treinstellen, dan is onder deze omstandigheden zeer aannemelijk dat ook die redelijke termijn zo lang na de afgesproken datum van 15 april 2018, was verstreken. Daarmee staat wel vast dat Ferotrans in verzuim is geraakt.
4.5.
Het subsidiaire standpunt van Ferotrans, dat NS in schuldeisersverzuim verkeert of verkeerde door niet tijdig de vereiste documenten af te geven, is eveneens verworpen door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Volgens het arrest had NS, mede gezien de “
as-is” bepaling in de overeenkomst, niet de verplichting tot het afgeven van documenten. In het arrest staat echter ook dat Ferotrans uiteindelijk erin is geslaagd om zelf de noodzakelijke documentatie te verzamelen (zie r.o. 3.13). Ter zitting in dit kort geding heeft Ferotrans niet concreet kunnen maken welke documenten thans nog zouden ontbreken. Zoals gezegd beschikte zij in ieder geval vanaf maart 2019 over de
Einschränkungsberechnungen vanaf april 2019 over de
Lauffähigkeitsbescheinigung.Onder die omstandigheden is zeer aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat geen sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van NS.
4.6.
De conclusie tot zover is dat de vordering van Ferotrans tot afgifte van de treinstellen summierlijk ondeugdelijk is.
4.7.
Ook een afweging van belangen leidt tot opheffing van het beslag. NS zit duidelijk met de treinstellen in haar maag. Het gaat om 2,5 kilometer aan treinstellen die zij al drie jaar geleden heeft verkocht. NS huurt twee terreinen voor opslag, voor € 6.000,- per terrein. Een van die terreinen wordt in zijn geheel in beslag genomen door deze treinstellen, het andere gedeeltelijk. Aannemelijk is dat de treinstellen door tijdsverloop in waarde verminderen. Het moet NS vrijstaan andere oplossingen te zoeken. Weliswaar heeft SKPL een beroep gedaan op haar financieringsvoorbehoud, maar mogelijk is zij (of een andere partij) toch nog geïnteresseerd in de treinstellen. Mocht Ferotrans in de bodemprocedure in het gelijk worden gesteld, dan zal zich dat moeten vertalen in schadevergoeding. De financiële situatie van NS is dermate stabiel dat een mogelijke schadeloosstelling op haar te verhalen zal zijn. Bovendien heeft NS ter zitting verklaard dat zij bereid is te praten over terugbetaling van de koopprijs (minus de opslagkosten).
4.8.
De primaire vordering tot opheffing van het beslag zal dus worden toegewezen. Het is niet nodig hieraan een dwangsom te verbinden.
4.9.
De vordering Ferotrans op voorhand te verbieden in de toekomst op dezelfde gronden opnieuw beslag te leggen gaat te ver en is niet toewijsbaar. In plaats hiervan zal het mindere worden toegewezen, te weten dat Ferotrans (op straffe van een gematigde dwangsom) zal worden veroordeeld bij een toekomstig beslagrekest een kopie van dit vonnis over te leggen.
4.10.
Ferotrans zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NS worden begroot op:
- dagvaarding € 83,38
- griffierecht 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.719,38
Ook zal Ferotrans in de nakosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het door Ferotrans ten laste van NS gelegde beslag tot afgifte,
5.2.
veroordeelt Ferotrans om een kopie van dit vonnis over te leggen aan de beslagrechter, indien zij opnieuw verlof vraagt tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van NS, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- als zij niet aan deze veroordeling voldoet,
5.3.
veroordeelt Ferotrans in de proceskosten, aan de zijde van NS tot op heden begroot op € 1.719,38, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Ferotrans in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MV