ECLI:NL:RBAMS:2020:5151

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
C/13/689408 / FA RK 20-5618
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 17 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1937, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, met een mengbeeld van de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had een verzoek ingediend voor een machtiging voor de duur van zes maanden op basis van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond op dezelfde datum, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de advocaat van de betrokkene, mr. P. Jeeninga, en een arts, mw. M.E. van der Weide.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt door zijn aandoening, wat zich uit in lichamelijk letsel, psychische schade, verwaarlozing en een gevaar voor de algemene veiligheid. De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van de betrokkene tegen de opname, oordeelde de rechtbank dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar zijn. De rechtbank volgde de advocaat van de betrokkene niet in zijn verweer over de onafhankelijkheid van de specialist ouderengeneeskunde die de medische verklaring had opgesteld.

Uiteindelijk verleende de rechtbank de machtiging voor een periode van twee jaar, tot en met 17 september 2022, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter mr. R.H.G. Odink en is op 1 oktober 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/689408 / FA RK 20-5618
kenmerk: 217991500
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 17 september 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1937,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. P. Jeeninga te Amsterdam.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 1 september 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 september 2020, op de locatie van Amsta, [locatie] te [plaats] .
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door een tolk in de Turkse taal;
- advocaat betrokkene, mr. P. Jeeninga;
- arts, mw. M.E. van der Weide.

2.Beoordeling

2.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, mengbeeld van de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie.
2.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige immateriële schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.6
Hetgeen namens/door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af. Hoewel de advocaat tijdens de mondelinge behandeling terecht heeft opgemerkt dat de termijn uit artikel 26 lid 1 Wzd is overschreden, ziet de rechtbank geen aanleiding om daar consequenties aan te verbinden omdat betrokkene hierdoor niet in zijn belang is geschaad. Daarnaast heeft de advocaat tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat de medische verklaring is opgesteld door een specialist ouderengeneeskunde die deel uitmaakt van dezelfde organisatie als waar betrokkene thans verblijft, te weten zorgaanbieder Amsta. De advocaat stelt zich op het standpunt dat de huidige regelgeving dit niet toestaat en op grond hiervan dan ook geen rechterlijke machtiging gebaseerd kan worden. De rechtbank volgt eveneens op dit punt de advocaat niet. De rechtbank is van oordeel dat de specialist ouderengeneeskunde, die de medische verklaring heeft opgesteld, niet bij de behandeling van betrokkene betrokken is geweest en aldus onafhankelijk heeft gehandeld. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de wetgeving op dit punt gewijzigd zal worden.
2.7
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van twee jaar, en geldt dus tot en met 17 september 2022.
2.8
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een machtiging. Nu betrokkene zijn ziektebeeld progressief is en het beter voor de gemoedsrust van betrokkene is om zo min mogelijk spanning van de gehele machtigingsprocedure te ervaren, zal de rechtbank de machtiging, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn en zoals door de arts ter zitting verzocht, verlenen voor de duur van twee jaar, en geldt aldus tot en met 17 september 2022.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1937;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 17 september 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 17 september 2020 mondeling gegeven door mr. R.H.G. Odink, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door S. Bien als griffier, en op 1 oktober 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.