ECLI:NL:RBAMS:2020:5326

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
13/751345-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering aan Hongarije op grond van artikel 12 OLW

Op 7 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 30 april 2020, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 16 december 2019 door de Eger Regional Court in Hongarije was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1983 in Hongarije, was in Nederland aangehouden en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, en een tolk in de Hongaarse taal.

Tijdens de zittingen op 7 juli, 4 augustus en 7 oktober 2020 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en werd de inhoud van het EAB besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zittingen in Hongarije die leidden tot het vonnis dat ten uitvoer gelegd moest worden. Dit leidde tot de conclusie dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) van toepassing was, omdat er geen rechtsmiddelen voor de opgeëiste persoon openstonden.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering te weigeren, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het arrest heeft geleid. De beslissing werd genomen door de rechters M.C.M. Hamer, J.P.W. Helmonds en M.C. Eggink, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751345-20
RK nummer: 20/2184
Datum uitspraak: 7 oktober 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 april 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 december 2019 door
the Eger Regional Court, Law Enforcement Section(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1983,
verblijvend op het adres [adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 7 juli 2020
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 juli 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen navraag te doen naar de inhoud en herkomst van de verzetgarantie.
Zitting 4 augustus 2020
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 4 augustus 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen haar vraag beantwoord te krijgen over wanneer de termijn van het indienen van een nieuw proces in Hongarije gaat lopen.
Zitting 7 oktober 2020
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 7 oktober 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
decision no. 6.B.442/2013/28 of the District Court of Gyöngyös dated 1 October 2014, en een
decision no. 4.Bf.275/2016/16 of the Eger Regional Court, acting as the court of second instance, final and absolute on 3 June 2015.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
In onderdeel d) EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
Uit een brief van
the Ministry of Justice of Hungaryvan 21 mei 2020 blijkt dat de informatie uit het EAB ziet op het vonnis in eerste aanleg van 1 oktober 2014. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij de zittingen die hebben geleid tot het arrest in hoger beroep. Het is niet gelukt om de opgeëiste persoon voor deze zittingen op te roepen of de beslissing aan hem te betekenen, omdat hij op dat moment voor de Hongaarse autoriteiten onvindbaar was. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door een advocaat die het gerechtshof hem heeft toegewezen.
De rechtbank stelt op grond van voornoemde informatie vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het arrest heeft geleid, en dat dit arrest - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Bij brief van 10 augustus 2020 heeft
the Ministry of Justice of Hungary- kort gezegd - laten weten dat naar Hongaars recht het arrest niet is gewezen in afwezigheid van de opgeëiste persoon, waardoor er voor de opgeëiste persoon geen mogelijkheid is tot verzet.
Op grond van deze informatie is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW aan de orde is, omdat er geen rechtsmiddelen voor de opgeëiste persoon open staan. De overlevering zal daarom worden geweigerd.

4.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

5.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon].
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en M.C. Eggink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.