ECLI:NL:RBAMS:2020:5329

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
13/751628-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Duitsland op basis van Europees aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Landgericht Kiel in Duitsland op 4 juni 2020. De opgeëiste persoon, geboren in België in 1970 en gedetineerd in Nederland, heeft afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn tijdens de zitting op 7 oktober 2020. Zijn raadsvrouw, mr. L. Kleczewski, vertegenwoordigde hem tijdens de zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Het EAB is gebaseerd op een arrestatiebevel van het Amtsgericht Kiel van 28 februari 2019 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon voor een feit dat naar Duits recht strafbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, illegale handel in verdovende middelen, ook naar Nederlands recht strafbaar is.

De rechtbank heeft de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, waarin is toegezegd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. De rechtbank concludeert dat aan alle voorwaarden voor overlevering is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering aan Duitsland toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751628-20
RK nummer: 20/3649
Datum uitspraak: 21 oktober 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 juli 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 juni 2020 door het
Landgericht Kiel(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1970,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 oktober 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon, die afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht op de zitting, is vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr L. Kleczewski, advocaat te Venlo, die waarnam voor mr. A. van Wijk, advocaat te Venlo.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en heeft vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Kiel(Kantongerecht) van 28 februari 2019, dossiernummer 43 Gs 1032/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Die Leitende Oberstaatsanwältin Kielheeft op 21 augustus 2020 de volgende garantie gegeven:
“Er wordt toegezegd dat de vervolgde persoon [opgeëiste persoon] ingeval van een onherroepelijke veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland op basis van de geldende versie van het Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie ten behoeve van de verdere tenuitvoerlegging terug naar Nederland wordt overgebracht.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Het feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 3 en 11 Opiumwet en 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Landgericht Kiel(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en M.C. Eggink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 oktober 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.