In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Landgericht Kiel in Duitsland op 4 juni 2020. De opgeëiste persoon, geboren in België in 1970 en gedetineerd in Nederland, heeft afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn tijdens de zitting op 7 oktober 2020. Zijn raadsvrouw, mr. L. Kleczewski, vertegenwoordigde hem tijdens de zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Het EAB is gebaseerd op een arrestatiebevel van het Amtsgericht Kiel van 28 februari 2019 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon voor een feit dat naar Duits recht strafbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, illegale handel in verdovende middelen, ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank heeft de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, waarin is toegezegd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. De rechtbank concludeert dat aan alle voorwaarden voor overlevering is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering aan Duitsland toegestaan.