ECLI:NL:RBAMS:2020:539
Rechtbank Amsterdam
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor huisvesting door gemeente Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2020 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiser, die samen met zijn vrouw en driejarige dochter in een studio van 21 m2 woont, heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente op goede gronden heeft kunnen concluderen dat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Hoewel eiser een te klein huis heeft, is er volgens de rechtbank pas sprake van urgentie als iemand dakloos is of bijna dakloos. Eiser had er rekening mee moeten houden dat het krijgen van een kind zonder een geschikt huis bepaalde problemen met zich mee kan brengen.
Daarnaast heeft de rechtbank de beroepsgrond die betrekking heeft op de medische situatie van de dochter van eiser verworpen. De rechtbank erkent dat de huidige woonsituatie niet bevorderlijk is voor de gezondheid van het gezin, maar concludeert dat er geen ernstige medische problemen zijn aangetoond. Er zijn geen medische stukken in het dossier die deze claim ondersteunen. De rechtbank oordeelt dat de gemeente in redelijkheid de urgentieverklaring heeft kunnen weigeren en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.
De uitspraak is gedaan door rechter M.J.M. Langeveld, in aanwezigheid van griffier A.R. Vlierhuis. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.