ECLI:NL:RBAMS:2020:539

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1906
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor huisvesting door gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2020 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiser, die samen met zijn vrouw en driejarige dochter in een studio van 21 m2 woont, heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente op goede gronden heeft kunnen concluderen dat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Hoewel eiser een te klein huis heeft, is er volgens de rechtbank pas sprake van urgentie als iemand dakloos is of bijna dakloos. Eiser had er rekening mee moeten houden dat het krijgen van een kind zonder een geschikt huis bepaalde problemen met zich mee kan brengen.

Daarnaast heeft de rechtbank de beroepsgrond die betrekking heeft op de medische situatie van de dochter van eiser verworpen. De rechtbank erkent dat de huidige woonsituatie niet bevorderlijk is voor de gezondheid van het gezin, maar concludeert dat er geen ernstige medische problemen zijn aangetoond. Er zijn geen medische stukken in het dossier die deze claim ondersteunen. De rechtbank oordeelt dat de gemeente in redelijkheid de urgentieverklaring heeft kunnen weigeren en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.

De uitspraak is gedaan door rechter M.J.M. Langeveld, in aanwezigheid van griffier A.R. Vlierhuis. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1906
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: J.E. Carter).

Procesverloop

In het besluit van 5 november 2018 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van [eiser] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 15 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van januari 2020. [eiser] was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemachtigde van het college was aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank vindt dat de gemeente op goede gronden heeft kunnen concluderen dat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Er is weliswaar een huisvestingsprobleem, want [eiser] heeft een te klein huis, maar dit is pas urgent als iemand dakloos is of bijna dakloos. [eiser] heeft er zelf voor gekozen om een kind te krijgen, zonder dat hij daarvoor een geschikt huis had. Hij had er rekening mee moeten houden dat dit bepaalde problemen met zich mee kan brengen. De rechtbank realiseert zich dat dit cru klinkt, maar dit is niet in strijd met artikel 8 van het EVRM [1] , de mensenrechten zoals de gemachtigde heeft betoogd.
3. Ook de beroepsgrond die ziet op de medische situatie van de dochter van [eiser] kan niet slagen. De rechtbank begrijpt dat het niet goed is voor de gezondheid van [eiser] , zijn vrouw en zijn dochtertje om in een hele kleine woning te wonen. Zij slapen allemaal slecht. Dit betekent echter nog niet dat sprake is van ernstige medische problemen. Er zitten ook geen medische stukken in het dossier. De gemeente heeft op basis van deze grond dus geen urgentieverklaring hoeven verlenen.
4. De conclusie van de rechtbank is dat de gemeente de urgentieverklaring in redelijkheid heeft kunnen weigeren. [eiser] krijgt daarom geen gelijk en heeft geen recht op een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, rechter, in aanwezigheid van mr. A.R. Vlierhuis, griffier, op 21 januari 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.