ECLI:NL:RBAMS:2020:5392

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
C/13/676673 / HA ZA 19-1314
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding op basis van onrechtmatige daad en wanprestatie in het kader van renteswap en herstelkader

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 november 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap [eiseres] B.V. en ABN AMRO BANK N.V. [eiseres] vorderde betaling van € 339.114,03 van ABN AMRO, gebaseerd op een vermeende onrechtmatige daad en wanprestatie met betrekking tot rentederivaten die aan InterFinanceNed B.V. (IFN) waren verstrekt. [eiseres] stelde dat ABN AMRO aansprakelijkheid had erkend door een aanbod te doen op basis van het Uniform Herstelkader Rentederivaten MKB, maar de rechtbank oordeelde dat dit aanbod geen erkenning van aansprakelijkheid inhield. De rechtbank concludeerde dat het Herstelkader slechts een richtlijn was en dat ABN AMRO geen schadevergoedingsplicht had erkend door het aanbod te doen. Bovendien was de vordering van [eiseres] niet voldoende onderbouwd, waardoor deze werd afgewezen. De rechtbank veroordeelde [eiseres] in de proceskosten, die aan de zijde van ABN AMRO werden begroot op € 8.834,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor duidelijke onderbouwing van vorderingen in civiele procedures en de beperkingen van herstelkaders in aansprakelijkheidskwesties.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/676673 / HA ZA 19-1314
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 5 november 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. P.J.M. Boomaars te Breda,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Haasjes te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Abn Amro genoemd worden.
De zitting wordt gehouden ingevolge het vonnis van deze rechtbank van 15 juli 2020.
Tegenwoordig zijn mr. P.J. van Eekeren, rechter, en mr. M. Sahin, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • de heer [naam 1] , bestuurder van [eiseres] ;
  • mr. P.J.M. Boomaars, voornoemd;
  • de heer [naam 2] , bedrijfsjurist bij Abn Amro;
  • mr. M.J.A. Jansen, advocaat van Abn Amro.
In deze zaak heeft heden een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan afzonderlijk proces-verbaal wordt opgemaakt. De rechter heeft bepaald dat de uitspraak mondeling zal worden gedaan.
De rechter doet de volgende uitspraak.

1.De beoordeling

1.1.
[eiseres] vordert van Abn Amro - samengevat - betaling van een bedrag van
€ 339.114,03, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2017. [eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Abn Amro heeft onrechtmatig gehandeld, althans is toerekenbaar tekortgeschoten jegens InterFinanceNed B.V. (hierna: IFN) vanwege aan IFN verstrekte rentederivaten. [eiseres] heeft deze vordering ingevolge een overeenkomst van cessie van 1 december 2016 overgenomen. Abn Amro heeft haar aansprakelijkheid en haar schadevergoedingsplicht terzake erkend door IFN op 29 maart 2019 een aanbod te doen op grond van het Uniform Herstelkader Rentederivaten MKB (hierna: het Herstelkader). Het in dit verband door Abn Amro berekende totaalbedrag kwam uit op € 339.114,03. IFN heeft dit aanbod opgevat als voormelde erkenning en mocht en kon dit als gemiddelde cliënt van Abn Amro redelijkerwijs ook zo opvatten. Abn Amro heeft ten oprechte op het voorgaande bedrag een bedrag van € 2.594.374,66 afgetrokken zodat het aanbod per saldo op € 0 uitkwam. Dat bedrag ziet op een eerder ontstane schuld uit hoofde van een aan IFN verstrekte bedrijfsfinanciering. Abn Amro heeft IFN echter finale kwijting verleend terzake van die schuld en was dus niet gerechtigd die schuld in mindering te brengen op het aan te bieden bedrag. IFN heeft het aanbod van Abn Amro niet geaccepteerd. [eiseres] vordert thans buiten het Herstelkader om schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad c.q. een toerekenbare tekortkoming van Abn Amro.
1.2.
De betwisting van Abn Amro van de stelling dat zij met het aanbod op grond van het Herstelkader aansprakelijkheid heeft erkend, treft doel. Het Herstelkader is niet meer dan een vrijwillig door Abn Amro aanvaard, uniform en algemeen bekendgemaakt richtsnoer voor een te volgen beleidslijn bij het aanbieden van schikkingen aan de daarvoor in aanmerking komende klanten. Abn Amro is slechts uit coulance bereid die regeling toe te passen. Abn Amro erkent in geval zij uitvoering geeft aan het Herstelkader geen aansprakelijkheid jegens de klant en de hoogte van het aanbod is niet gebaseerd op daadwerkelijk geleden schade. Dit volgt expliciet uit de paragrafen 1.1.2, 2.1.3, 2.4.3, 2.4.4. van het Herstelkader. Bovendien vloeit uit paragraaf 5.1.4 daarvan voort dat partijen niet gebonden zijn aan de in het Herstelkader omschreven regeling en daaraan ook geen rechten kunnen ontlenen. Als de klant het aanbod weigert, dan kan de klant daaraan dus geen rechten ontlenen. Dit betekent dat de stelling van [eiseres] dat IFN het aanbod redelijkerwijs mocht opvatten als een erkenning van aansprakelijkheid en schadeplichtigheid niet kan slagen. Abn Amro heeft geen aansprakelijkheid erkend en zij heeft dan ook geen schadevergoedingsplicht aanvaard met het aanbod op grond van het Herstelkader. Die grondslag van de vordering faalt.
1.3.
Voor zover [eiseres] heeft beoogd om, geabstraheerd van het aanbod onder het Herstelkader, te stellen dat er sprake is van een door Abn Amro gepleegde onrechtmatige daad c.q. toerekenbare tekortkoming, hetgeen door Abn Amro wordt betwist, geldt dat [eiseres] niet nader heeft onderbouwd wat zij Abn Amro concreet verwijt ten aanzien van de aan IFN verstrekte rentederivaten. Ook die grondslag kan dus niet slagen.
1.4.
Hieruit volgt dat de vordering van [eiseres] moet worden afgewezen. Bij gebreke van enige schadevergoedingsplicht wordt niet toegekomen aan de vraag of Abn Amro, zoals [eiseres] stelt en Abn Amro betwist, op het compensatiebedrag het bedrag terzake van de schuld van IFN waarvoor kwijting was verleend in mindering mocht brengen. Dat geldt ook voor het twistpunt tussen partijen of de aan Abn Amro medegedeelde cessie rechtsgeldig is. De beantwoording daarvan leidt immers niet tot een ander oordeel. Om deze reden wordt evenmin toegekomen aan beoordeling van het door Abn Amro gevoerde verjaringsverweer.
1.5.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Abn Amro worden begroot op:
- griffierecht 4.030,00
- salaris advocaat
4.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)
Totaal € 8.834,00
1.6.
De door Abn Amro gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld. De over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar, op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
wijst de vorderingen af,
2.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Abn Amro tot op heden begroot op € 8.834,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na heden tot de dag van volledige betaling,
2.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.