ECLI:NL:RBAMS:2020:5420

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
8703771 EA VERZ 20-595
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging arbeidsovereenkomst en rechtsgeldigheid beëindiging dienstverband

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], Stichting Nationale Opera & Ballet, en NOB. [verzoeker] heeft een verzoek ingediend tot loondoorbetaling na opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door NOB. Hij stelt dat er sinds 1 januari 2020 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan, en verzoekt de opzegging van NOB per 1 augustus 2020 te vernietigen, met doorbetaling van zijn loon en wedertewerkstelling. NOB betwist dit en stelt dat er geen vierde arbeidsovereenkomst is ontstaan, maar dat de oproepovereenkomst is omgezet in een arbeidsovereenkomst met een vast aantal uren voor de resterende duur van de oproepovereenkomst.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] op 1 oktober 2018 in dienst is getreden bij NOB op basis van een oproepovereenkomst. De arbeidsovereenkomst is meerdere keren verlengd, maar de kantonrechter oordeelt dat de wijziging van de oproepovereenkomst in een arbeidsovereenkomst met een vast aantal uren geen nieuwe vierde arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met zich meebracht. De kantonrechter concludeert dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd per 31 juli 2020, en wijst de verzoeken van [verzoeker] af. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat ieder de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht - team kanton
zaaknummer: 8703771 EA VERZ 20-595
beschikking van: 5 november 2020
func.: 245

Beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
verzoeker, nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. A.B. van Els
t e g e n

Stichting Nationale Opera & Ballet

gevestigd te Amsterdam
verweerder, nader te noemen: NOB
gemachtigde: mr. M. Hurks

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft op 12 augustus 2020 een verzoekschrift met producties ingediend dat strekt tot loondoorbetaling na opzegging van de arbeidsovereenkomst door NOB. [verzoeker] heeft daarbij nog een aantal andere verzoeken gedaan. NOB heeft op 2 oktober 2020 een verweerschrift met producties ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld op 13 oktober 2020. [verzoeker] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Voor NOB zijn verschenen [betrokkene verweerder 1] en [betrokkene verweerder 2] , eveneens vergezeld door de gemachtigde.
Partijen hebben hun standpunten ( [verzoeker] mede aan de hand van een pleitnota) toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Beschikking is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.1.
Op 1 oktober 2018 is [verzoeker] bij NOB op basis van een oproepovereen-komst in dienst getreden als bureaulist bij het ticketbureau. Het salaris bedroeg laatstelijk € 14,08 bruto per uur, exclusief emolumenten. Bij NOB zijn ongeveer 60 oproepkrachten voor deze en soortgelijke werkzaamheden in dienst.
1.2.
De eerste arbeidsovereenkomst was voor de duur van 3 maanden, waarbij een minimaal en maximaal aantal uren per jaar is overeengekomen. [verzoeker] kon zijn beschikbare uren twee weken tevoren opgeven en via een rooster werd hij vervolgens door NOB ingedeeld op de te door hem werken uren, welk rooster tot 48 uur van tevoren kon worden gewijzigd. De overeenkomst vermeldt dat de CAO van NOB niet van toepassing is.
1.3.
De arbeidsovereenkomst is meerdere keren aansluitend voortgezet, als volgt:
arbeidsovereenkomst I 1 oktober 2018 - 31 december 2018
arbeidsovereenkomst II 1 januari 2019 - 31 juli 2019
arbeidsovereenkomst III 1 augustus 2019 - 31 juli 2020
1.4.
Bij brief van 28 januari 2020 heeft NOB alle oproepkrachten, dus ook [verzoeker] , geïnformeerd over de gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (de WAB). De brief luidt (onder meer) :
[…]Met ingang van 1 januari 2020 is de Wet Arbeidsmarkt in werking getreden. Deze wet heeft ook voor jou consequenties. In deze brief zetten wij alles op een rij en lees je je individuele aanbod.Huidige situatieJe bent bij Nationale Opera & Ballet in dienst als bureaulist op basis van een arbeidsovereenkomst (oproep). Hierbij word je minimaal 200 en maximaal 600 uur per seizoen ingeroosterd. Je wordt per maand uitbetaald over de uren die je gewerkt hebt tegen een bruto uurloon van € 14,08. De overige arbeidsvoorwaarden die gelden staan vermeld in je arbeidsovereenkomst d.d. 28 mei 2019.Nieuwe situatieMet ingang van 1 januari 2020 is de Wet Arbeidsmarkt in Balans in werking getreden. In deze wet is o.a. een wijziging doorgevoerd voor het werken als oproepkracht: na 12 maanden werken op basis van een arbeidsovereenkomst (oproep) ontstaat recht op een arbeidsovereenkomst met een vast aantal uren, gebaseerd op het gemiddelde aantal uren dat je hebt gewerkt in de 12 voorgaande maanden.Omdat jij op 1 januari 2020 al langer dan 12 maanden bij ons werkt als oproepkracht, doen we je met deze brief een aanbod voor een arbeidsovereenkomst met een vast aantal uren. Dit aanbod is gebaseerd op het aantal uren dat je hebt gewerkt in 2019.AanbodWe bieden je een arbeidsovereenkomst met een vaste arbeidsduur van 352,2 uur op jaarbasis (parttime percentage van 30,45%). Dit is gebaseerd op de volgende berekening:aantal gewerkte uren in 2019 548,00aantal uren ziek in 2019 0verlofrechten (10,17%) 55,75totaal arbeidsduur per jaar 603,75netto te werken uren per jaar 548,00Omdat jouw arbeidsovereenkomst (oproep) loopt tot 31 juli 2020 is het aanbod aangepast naar rato van de resterende looptijd.ArbeidsvoorwaardenAls je het aanbod accepteert wordt je arbeidsovereenkomst (oproep) per 1 januari 2020 omgezet in een arbeidsovereenkomst met een vast aantal uren. […]Bij de brief was gevoegd een antwoordformulier met keuze opties. [verzoeker] heeft op 11 februari 2020 het aanbod aanvaard door het formulier ingevuld te retourneren.
1.5.
Bij brief van 21 april 2020 heeft NOB [verzoeker] het volgende bericht:
[…]
Tot ons genoegen kunnen wij u hierbij een arbeidsovereenkomst aanbieden waaruit blijkt dat u met ingang van 1 januari 2020 bij Nationale Opera & Ballet in vaste dienst treedt, in de functie van bureaulist bij het kassabespreekbureau.[…]
1.6.
Bijgevoegd was een arbeidsovereenkomst, waarin in artikel 2 is opgenomen:
De oproepovereenkomst voor bepaalde tijd wordt met ingang van 1 januari 2020 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en eindigt dientengevolge van rechtswege op 31 juli 2020.
1.7.
Bij brief van 22 juni 2020 heeft NOB [verzoeker] bericht dat zijn arbeids-overeenkomst niet zal worden verlengd en per 31 juli 2020 van rechtswege eindigt. Bij de brief was gevoegd een overzicht van de afwikkeling van het dienstverband, daaronder de transitievergoeding.
1.8.
Na 31 juli 2020 heeft [verzoeker] geen werkzaamheden meer voor NOB verricht en heeft NOB geen loon meer uitgekeerd.

Het geschil

2. [verzoeker] verzoekt een verklaring voor recht dat tussen NOB en hem sinds 1 januari 2020 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen. Daar-naast verzoekt [verzoeker] de opzegging van NOB per 1 augustus 2020 te vernietigen, met doorbetaling van zijn loon met emolumenten vanaf 1 augustus 2020 tot het einde van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke verhoging. Tot slot vordert [verzoeker] wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom. Eén en ander met veroordeling van NOB in de kosten van de procedure.
3. Volgens [verzoeker] is op grond van artikel 7:668a lid 1 onder b BW met ingang van 1 januari 2020 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan. In het verlengde daarvan gaat [verzoeker] niet akkoord met de opzegging (in de vorm van de aanzegging van het einde) van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] baseert zich daarbij op de brief van 21 april 2020, waarmee hem een nieuwe arbeidsovereen-komst is aangeboden, hetgeen de vierde arbeidsovereenkomst is, die dus ingevolge het bepaalde van artikel 7:668a BW niet meer van rechtswege eindigt.
4. [verzoeker] mocht er op vertrouwen dat hem een nieuwe arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werd aangeboden en heeft daar ook op vertrouwd. In dat verband acht [verzoeker] relevant dat gesproken wordt van “in vaste dienst’, waarmee niets anders bedoeld kan zijn dan dat hem een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werd aangeboden. De arbeidsovereenkomst van april 2020 bevat daarbij ook niet alleen de omzetting van de uren, maar ook diverse andere bepalingen die zijn gewijzigd, zoals een geheimhoudingsbeding. Daarnaast zijn andere bepalingen verwijderd. De WAB legt geen verplichting op de werkgever een nieuwe arbeidsovereenkomst te sluiten, maar NOB heeft er voor gekozen dat wel te doen. Dat was voor [verzoeker] de 4e arbeidsovereenkomst en dus is dat er één voor onbepaalde tijd.
5. NOB betoogt dat de verzoeken van [verzoeker] moeten worden afgewezen. zij voert aan dat er van een vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen sprake is. er is slechts sprake geweest van een op de WAB gebaseerde omzetting van een oproepovereenkomst in een arbeidsovereenkomst met een vaste urenomvang. De duur van de arbeidsovereenkomst is niet gewijzigd, tot 31 juli 2020 en ook het salaris heeft geen wijziging ondergaan.
6. [verzoeker] heeft - gelet op alle feiten en omstandigheden, waaronder de brief van 28 januari 2020 en de tekst van de arbeidsovereenkomst zelf, waarin in artikel 2 is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst voor dezelfde bepaalde tijd wordt aangegaan - ook niet vanuit mogen gaan, dat NOB hem een nieuwe, vierde arbeidsovereenkomst aanbood.
7. Tot slot wordt nog gesteld dat waar geen sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd, er ook geen opzegging maar slechts aan aanzegging heeft plaats gevonden. Het dienstverband is dan ook per 31 juli 2020 rechtsgeldig geëindigd.

Beoordeling

8. De kantonrechter dient te beoordelen of de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig ten einde is gekomen per 31 juli 2020. Dit acht de kantonrechter het geval en daartoe is het volgende redengevend.
9. Vooropgesteld wordt dat een oproepovereenkomst ook een arbeidsovereenkomst is, waarin slechts tussen partijen ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden en de beschikbaarheid een aantal bijzondere afspraken zijn overeengekomen. Maar ook een oproepovereenkomst kan voor bepaalde of voor onbepaalde tijd worden afgesloten.
10. Anders dan door [verzoeker] betoogd wordt geoordeeld dat er op 21 april 2020 geen vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen partijen is gesloten. Het is een wijziging geweest van de lopende oproepovereenkomst voor bepaalde tijd in een arbeidsovereenkomst met een vast aantal uren, voor de resterende bepaalde tijd van de eerdere oproepovereenkomst. De arbeidsovereenkomst zelf bepaalt dat ook, terwijl [verzoeker] door de brief van 28 januari 2020 wist dat de WAB meebracht dat NOB de daartoe aanleiding gevende oproepovereenkomsten, als de oproepkracht dat tenminste zelf wenste, zou omzetten in een arbeidsovereenkomst met een vast aantal uren. [verzoeker] heeft daarvoor gekozen. Dat die omzetting gepaard gaat met het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst is nergens bepaald, integendeel er is steeds meegedeeld dat het om een omzetting ging voor de resterende duur van de oproepovereenkomst. Dat de arbeidsovereenkomst daarnaast - mede als gevolg van de nieuwe CAO - een extra bepaling bevat, maakt dit niet anders.
11. [verzoeker] heeft er dan ook niet op mogen vertrouwen dat hem een nieuwe vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werd aangeboden. Het enkele feit dat de aanbiedingsbrief van 21 april 2020 ‘in vaste dienst‘ vermeldt, is niet van voldoende gewicht om te beslissen tot een nieuwe, vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en dus een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het was en bleef een arbeids-overeenkomst voor bepaalde tijd. Reden waarom [verzoeker] een WW - uitkering heeft aangevraagd.
12. Nu NOB heeft erkend een transitievergoeding aan [verzoeker] verschuldigd te zijn en zich daartoe ook bereid houdt, ziet de kantonrechter geen aanleiding NOB tot betaling van de transitievergoeding te veroordelen.
13. Dat betekent dat de verzoeken en vorderingen van [verzoeker] worden afgewezen.
14. De proceskosten worden gecompenseerd, in dier voege dat ieder de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de verzoeken en bijkomende vorderingen van [verzoeker] af;
compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat ieder de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, op 5 november 2020 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter