ECLI:NL:RBAMS:2020:5435

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
RK 20/2014
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave in beslag genomen snorfiets na overschrijding maximumconstructiesnelheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die zijn snorfiets, een Piaggo Vespa Sprint, terugvorderde. De snorfiets was in beslag genomen op 20 maart 2020 omdat klager verdacht werd van het overschrijden van de maximumconstructiesnelheid. Klager, die de snorfiets nodig heeft voor zijn werk als bezorger en voor zijn opleiding, stelde dat er geen strafvorderlijk belang was dat zich tegen de teruggave verzette. De raadsman van klager voerde aan dat de eerdere WOK-melding niet ten nadele van klager meegewogen moest worden, aangezien deze inmiddels was opgeheven. Het Openbaar Ministerie verzette zich tegen de teruggave, wijzend op het recidiverisico en eerdere overtredingen van klager.

De rechtbank oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de rechter later de snorfiets niet zou verbeurd verklaren. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de beslissing over de teruggave van het in beslag genomen voorwerp moet worden genomen op basis van de belangen van de strafvordering. Aangezien het belang van strafvordering niet meer opwoog tegen de teruggave, besloot de rechtbank het beslag op te heffen en de snorfiets aan klager terug te geven. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter L. Dolfing, in aanwezigheid van griffier L.P.H. Borghans.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Proces-verbaalnummer: 2020059793
RK: 20/2014
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. J.J. Veldheer, [adres] ,
klager, tevens beslagene.

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 21 april 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 18 mei 2020 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 16 oktober 2020 klager, zijn raadsman en de officier van justitie, M.A. van der Vlugt in openbare raadkamer gehoord.

2.Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het in beslag genomen voorwerp, te weten: een snorfiets, merk: Piaggo Vespa Sprint, met kenteken [kenteken] (goednummer: 5755138).
In het klaagschrift is opgenomen dat geen enkel strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave van de snorfiets. Klager wordt ernstig bezwaard door de inbeslagneming van zijn snorfiets en het voortduren daarvan. Klager heeft zijn snorfiets dringend nodig voor zijn werk als bezorger bij Uber Eats en Deliveroo. Elke dag dat hij niet in het bezit is van zijn snorfiets loopt hij salaris mis. Daarnaast heeft hij zijn snorfiets nodig om naar zijn opleiding aan het ROC in [locatie] te gaan.
Klager heeft in raadkamer verklaard dat hij zijn snorfiets opnieuw heeft laten keuren nadat er op 11 juli 2019 een WOK-melding op zijn kenteken was geplaatst. Na de keuring is de WOK-melding verwijderd. Nadien heeft hij zijn snorfiets echter opnieuw laten opvoeren. Hij ziet nu in dat hij een domme fout heeft gemaakt en zegt hiervan geleerd te hebben.
De raadsman van klager heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat het volgende aangevoerd. Op 11 juli 2019 is een WOK-melding gedaan vanwege het overschrijden van de constructiesnelheid. Maar ten tijde van de staande houdingen op 13 oktober 2019 en 20 maart 2020 was de WOK-melding er alweer af. De eerdere WOK-melding dient niet ten nadele van klager meegewogen te worden. Er is te snel overgegaan tot inbeslagname van de snorfiets. De raadsman heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 april 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:2717), waarin een scooter pas in beslag is genomen na het negeren van vier WOK-meldingen. Gelet hierop is het in dit geval niet waarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen snorfiets zal verbeurd verklaren. Weliswaar dient klager van zijn fout te leren, maar hij is zijn snorfiets inmiddels zeven maanden kwijt. Daardoor heeft hij al de consequenties ervaren en is het risico op herhaling afgenomen. Dit dient in het voordeel van klager te worden meegewogen.

3.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen teruggave van de in beslag genomen snorfiets aan klager en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Klager heeft op 20 maart 2020 de maximumconstructiesnelheid van de snorfiets met meer dan 15 km/h overschreden. Twee eerdere staande houdingen, een WOK melding en waarschuwingen hebben klager er niet van weerhouden om wederom de constructiesnelheid van het voertuig te verhogen en vervolgens deel te nemen aan het verkeer. Klager acht het kennelijk niet noodzakelijk dat het voertuig aan de wettelijk gestelde eisen voldoet en de maximale constructiesnelheid niet overschrijdt. Gelet op het voorgaande wordt recidiverisico aanwezig geacht en is het is niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de snorfiets zal verbeurdverklaren.

4.Beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 20 maart 2020 is op de voet van artikel 94 Sv voornoemd voorwerp in beslag genomen.
Klager wordt – kort gezegd – verdacht van het overschrijden van de maximum constructiesnelheid van de snorfiets.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechtbank niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven (Hoge Raad 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomene kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter, later oordelend, met betrekking tot het voorwerp de verbeurdverklaring zal uitspreken of onttrekking aan het verkeer zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art 552f Sv.
In het onderhavig geval is sprake van een voorwerp dat volgens het Openbaar Ministerie vatbaar is voor verbeurdverklaring.
De rechtbank dient in dit geval te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal uitspreken.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter, later oordelend, het in beslag genomen voorwerp zal verbeurd verklaren. Weliswaar was het niet de eerste keer dat klager werd staande gehouden in verband met het overschrijden van de maximum constructiesnelheid, maar klager niet dusdanig vaak dat dit naar verwachting zal leiden tot verbeurdverklaring.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij het ontbreken van strafvorderlijk belang het beslag dient te worden opgeheven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat klager en niet iemand anders redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Zij zal dan ook gelasten dat het voorwerp aan klager dient te worden teruggegeven.

5.Beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag
gegronden gelast de teruggave aan klager van een snorfiets, merk: Piaggo Vespa Sprint, met kenteken [kenteken] (goednummer: 5755138).
Deze beslissing is gegeven door
mr. L. Dolfing, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2020.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.