In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die zijn snorfiets, een Piaggo Vespa Sprint, terugvorderde. De snorfiets was in beslag genomen op 20 maart 2020 omdat klager verdacht werd van het overschrijden van de maximumconstructiesnelheid. Klager, die de snorfiets nodig heeft voor zijn werk als bezorger en voor zijn opleiding, stelde dat er geen strafvorderlijk belang was dat zich tegen de teruggave verzette. De raadsman van klager voerde aan dat de eerdere WOK-melding niet ten nadele van klager meegewogen moest worden, aangezien deze inmiddels was opgeheven. Het Openbaar Ministerie verzette zich tegen de teruggave, wijzend op het recidiverisico en eerdere overtredingen van klager.
De rechtbank oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de rechter later de snorfiets niet zou verbeurd verklaren. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de beslissing over de teruggave van het in beslag genomen voorwerp moet worden genomen op basis van de belangen van de strafvordering. Aangezien het belang van strafvordering niet meer opwoog tegen de teruggave, besloot de rechtbank het beslag op te heffen en de snorfiets aan klager terug te geven. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter L. Dolfing, in aanwezigheid van griffier L.P.H. Borghans.