ECLI:NL:RBAMS:2020:5441

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
RK 20/4047 + 20/4127
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift inzake teruggave in beslag genomen hond na bijtincident

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan op klaagschriften ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreffende de teruggave van een in beslag genomen hond. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. A. Hashem Jawaheri, diende op 28 augustus 2020 een klaagschrift in, gevolgd door een tweede klaagschrift op 1 september 2020. Beide klaagschriften werden gezamenlijk behandeld. Het Openbaar Ministerie heeft op 6 september 2020 zijn standpunt kenbaar gemaakt, waarna de rechtbank op 2 oktober 2020 een tussenbeschikking heeft gegeven. Tijdens de openbare zitting op 16 oktober 2020 zijn klager, zijn raadsman en de officier van justitie gehoord.

Het klaagschrift strekt tot teruggave van de hond, die in beslag is genomen na een bijtincident op 3 april 2020. Klager betwist dat zijn hond op dat moment niet aangelijnd was, terwijl het Openbaar Ministerie stelt dat de hond vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de eerdere bijtincidenten en het risico dat de hond vormt voor andere dieren en mensen. De rechtbank concludeert dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal overgaan, gezien het agressieve gedrag van de hond en de onbetrouwbaarheid van klager als eigenaar.

De rechtbank heeft daarom het beklag ongegrond verklaard, wat betekent dat de hond niet zal worden teruggegeven aan klager. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: -
RK: 20/4047 + 20/4127
Beschikking op de klaagschriften ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. A. Hashem Jawaheri, Kingsfordweg 151, 1043 GR te Amsterdam,
klager, tevens beslagene.

1.Procesgang

Het klaagschrift dat is opgesteld door de raadsman is op 28 augustus 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 1 september 2020 heeft klager zelf ook een klaagschrift ingediend. Omdat de strekking van beide klaagschriften hetzelfde is zullen deze hierna gezamenlijk worden besproken en worden aangeduid als “het klaagschrift”.
Het Openbaar Ministerie heeft op 6 september 2020 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Na de behandeling van 29 september 2020 heeft de rechtbank op 2 oktober 2020 een tussenbeschikking gegeven.
Vervolgens heeft de rechtbank op 16 oktober 2020 klager, zijn raadsman en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

2.Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van de in beslag genomen hond (goednummer: 5749297).
Voor de inhoud van het klaagschrift wordt verwezen naar de samenvatting in de tussenbeschikking van 2 oktober 2020.
Ten aanzien van de na de tussenbeschikking van 2 oktober 2020 aan het dossier toegevoegde stukken met betrekking tot het bijtincident van 3 april 2020 heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Uit de getuigenverklaring komt naar voren dat klager zijn hond steeds vaker heeft aangelijnd. Klager betwist dat hij op 3 april 2020 zijn hond niet had aangelijnd. De waarneming van de getuige, die beweert dat de hond niet was aangelijnd, wordt in twijfel getrokken, nu de getuige het incident van een afstand heeft waargenomen.

3.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij het in raadkamer van 29 september 2020 ingenomen standpunt. Daaraan heeft hij nog toegevoegd dat het Openbaar Ministerie ervan uitgaat dat verdachte in zijn ogen heeft gehandeld in het belang van [naam hond], maar dat ook gedacht moet worden aan de belangen van andere mensen en andere honden. Dat is de reden dat de hond in beslag is genomen en niet terug kan naar verzoeker.

4.Beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
In de tussenbeschikking van 2 oktober 2020 is het beoordelingskader uiteen gezet.
Bij tussenbeschikking 2 oktober 2020 heeft de rechtbank overwogen dat zij zich onvoldoende voorgelicht achtte om het klaagschrift zorgvuldig te kunnen beoordeelden, nu informatie over het bijtincident op 3 april 2020 waarop het Riskassessmentteam zijn risicoanalyse mede heeft gebaseerd ontbreekt. De rechtbank heeft de officier van justitie in de gelegenheid gesteld de aangifte alsmede eventuele andere stukken betreffende het bijtincident op 3 april 2020 toe te voegen aan het dossier.
Uit de stukken die de officier van justitie naar aanleiding van de tussenbeschikking van 2 oktober 2020 aan het dossier heeft toegevoegd blijkt dat op 3 april 2020 een bijtincident zou hebben plaatsgevonden, waarbij de hond van klager een andere hond heeft gebeten, die daarvoor behandeld moest worden door een dierenarts. De hond van klager was volgens aangeefster en een getuige op dat moment niet aangelijnd.
In het onderhavig geval is sprake van een hond die volgens het Openbaar Ministerie vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank dient in dit geval te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal uitspreken of de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal opleggen.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken, in het bijzonder de conclusie van het assessmentteam van de Universiteit Utrecht en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen hond zal onttrekken aan het verkeer. Immers, hebben er in het verleden al meerdere (bijt)incidenten plaatsgevonden. Daarnaast blijkt de hond volgens het assessmentteam van de Universiteit Utrecht agressief gedrag te vertonen naar andere honden en lijkt klager geen betrouwbare eigenaar te zijn die het agressieve gedrag van de hond in goede banen te leiden. De aanbeveling is om de hond chemisch te laten castreren en de hond te herplaatsen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag dient daarom ongegrond te worden verklaard.

5.Beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag
ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L. Dolfing rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2020.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.