Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.Inhoud van het klaagschrift
3.Standpunt van het Openbaar Ministerie
4.Beoordeling
5.Beslissing
ongegrond.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan op klaagschriften ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreffende de teruggave van een in beslag genomen hond. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. A. Hashem Jawaheri, diende op 28 augustus 2020 een klaagschrift in, gevolgd door een tweede klaagschrift op 1 september 2020. Beide klaagschriften werden gezamenlijk behandeld. Het Openbaar Ministerie heeft op 6 september 2020 zijn standpunt kenbaar gemaakt, waarna de rechtbank op 2 oktober 2020 een tussenbeschikking heeft gegeven. Tijdens de openbare zitting op 16 oktober 2020 zijn klager, zijn raadsman en de officier van justitie gehoord.
Het klaagschrift strekt tot teruggave van de hond, die in beslag is genomen na een bijtincident op 3 april 2020. Klager betwist dat zijn hond op dat moment niet aangelijnd was, terwijl het Openbaar Ministerie stelt dat de hond vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de eerdere bijtincidenten en het risico dat de hond vormt voor andere dieren en mensen. De rechtbank concludeert dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal overgaan, gezien het agressieve gedrag van de hond en de onbetrouwbaarheid van klager als eigenaar.
De rechtbank heeft daarom het beklag ongegrond verklaard, wat betekent dat de hond niet zal worden teruggegeven aan klager. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.