Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 mei 2020,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het proces-verbaal van comparitie van 19 augustus 2020
- het rolbericht waarbij mr. J-J.H. Budé is gesteld als adviocaat van [gedaagde] in de plaats van mr. S.H. van Santen.
2.De feiten
slotfactuur en meerwerk
De kantonrechter heeft overwogen dat het meerwerk nog niet opeisbaar was, omdat er eerst een eindafrekening moest volgen. Verder heeft de kantonrechter het volgende overwogen:
een beroep opeen overeengekomen fatale termijn (zie pleitaantekeningen onder 11 en 29). Ter
- (…) opvangen van de schoorstenen(…)
- Meerprijs voor de verstevigingen ligt rond de €1200,-
- Er is onder de vloer ontzettend veel puin en troep en oud leidingwerk weggehaald. Dit schoonmaken van de vloer is niet opgenomen en kost en levert ook weer extra afval op. De uitdraai van de container service wordt nog uitgedraait maar de verwachting is dat er zeker al 10 containers zijn gebruikt. Houd in dat er al 4 meer gebruikt zijn dan opgenomen. Extra containers en arbeid ligt rond de € 2500,-.
- De wortels van de boom in de tuin en de bestaande betonnen rand balk heeft een gedwongen wijziging tot gevolg gehad in het ontwerp en uitvoering van het tuinhuis. Het tuinhuis is groter dan op tekening staat!Extra arbeid tbv werkzaamheden ivm boom ca. € 750,-
Wij willen bij deze aangeven dat door beide zaken die het vergroten van het tuinhuis
“De film die oorspronkelijk afgesproken was, is inmiddels onmogelijk gemaakt door de situatie waar we in verkeren. Ik kreeg in de gesprekken ook niet het idee dat daar nog erg prijs op werd gesteld dus laten we die dan ook maar op jullie compensatielijst bijzetten. Of althans het ontslaan van mijn verplichting daarvoor aan jullie.”Reactie [naam 2] (in rood):
“Dit heb je wat mij betreft echt verkeerd gezien [gedaagde] . Juist het filmpje heeft ons over de streep getrokken om de korting te geven. Ik vertrouw en hoop dan ook oprecht dat we deze nog mogen ontvangen. Het niet ontvangen van het filmpje zou dan inhouden dat we nog eens €35k toegeven / moeten compenseren.”
hanskokstudios: na aanlevering actiepunten [handelsnaam] , draaien situatie na de renovatie en testimonials (…)”
- 1 minuut insta.mp4
- film 7 min def.mp4
- time lapse.mp4
- time lapse 2.mp4
“Kun je ons informeren over het totale aantal vierkante meters van het bijgebouw in de tuin. En hoe werkt die berekening. Wat zijn de regels daarin?Antwoord van [naam 2] (in rood):
"De uitbouw is 50m2 en het tuinhuis is 22m2. De totale tuinoppervlakte is 78m2 x 2. Hiervoor geldt dat 50m2 mag uitgebouwd worden en dat er 28m2 overblijft voor het te maken tuinhuis. Hiervan wordt echter 22m2 gebruikt."
3.Het geschil
in conventie
1. [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis aan eiser wegens de eindfactuur 20190025 van 12 mei 2019 aan eiser te betalen aan hoofdsom € 33.877,70, te vermeerderen met de wettelijke rente met een opslag van 2%, een en ander ingaande 31 dagen na 12 mei 2019 tot aan de dag der voldoening;
IV. [1] te verklaren voor recht dat [eiser] jegens [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen onder de Overeenkomst;
V. [eiser] te veroordelen tot vergoeding van alle door [gedaagde] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de toerekenbare tekortkomingen als bedoeld onder punt IV. van dit petitum, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
VI. [eiser] te veroordelen tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van € 69.628,89, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat [eiser] na betekening van het in dezen te wijzen vonnis met voldoening van dit bedrag in verzuim is, althans vanaf een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening, ten titel van voorschot op de op de voet van punt V. van dit petitum vast te stellen schadevergoeding
VII. [eiser] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten aan [gedaagde] , te berekenen conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten te berekenen over het onder punt VI. van dit petitum toe te wijzen voorschot, zijnde een bedrag van € 1.780,26, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van deze dagvaarding, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
VIII. te bepalen en voor recht te verklaren dat [gedaagde] enig gerechtigde is tot het (restant van het) depotbedrag onder de Depotovereenkomst en dat dit door de Notaris uitbetaald dient te worden aan [gedaagde] ;
IX. [eiser] te veroordelen in de kosten van onderhavige procedure, zowel in conventie als reconventie, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat [eiser] na betekening van het in dezen te wijzen vonnis met voldoening van deze kosten in verzuim is, althans vanaf een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
X. [eiser] te veroordelen in de na het in deze te wijzen vonnis ontstane kosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv, te berekenen conform het door Uw Rechtbank gehanteerde liquidatietarief civiel, of op een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen wijze, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat [eiser] na betekening van het in dezen te wijzen vonnis met voldoening van deze kosten in verzuim is, althans vanaf een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening.
4.De beoordeling
Ter zitting is namens [gedaagde] erkend dat hij met een deel van het meerwerk alsnog heeft ingestemd, waarbij is genoemd de aanpassing van een staalconstructie.
Met betrekking tot de factuur [fact.nr. 1] die door [handelsnaam] is aangeduid als “specifiek opgedragen meerwerk” is gezien de omschrijving van die werkzaamheden moeilijk voorstelbaar dat [handelsnaam] die werkzaamheden op eigen initiatief zou hebben uitgevoerd en moet dus worden aangenomen dat deze in opdracht van [gedaagde] zijn verricht. Dat voorafgaand een prijsopgave heeft plaatsgevonden is echter niet gesteld of gebleken.
Enerzijds heeft [handelsnaam] onvoldoende gesteld waaruit kan blijken dat de overige als meerwerk gefactureerde werkzaamheden ook zijn opgedragen en heeft hij in ieder geval niet voorafgaand aan het verrichten van meerwerk de prijs daarvan opgegeven. Anderzijds heeft [gedaagde] door te volstaan met een algemene ontkenning dat hij voor welk meerwerk dan ook opdracht heeft gegeven, welk standpunt naar uit het voorafgaande blijkt onhoudbaar is, te weinig concreet gesteld welke werkzaamheden zouden zijn verricht zonder zijn opdracht. De rechtbank zal bij deze stand van zaken het meerwerk begroten op het bedrag dat als voorschot is betaald, nu mag worden aangenomen dat [gedaagde] door dat bedrag te betalen impliciet heeft erkend dat in zijn opdracht meerwerk tot (tenminste) dat bedrag is verricht.
De parkeerkosten na 31 juli 2018 kunnen niet ten laste van [gedaagde] worden gebracht, omdat [handelsnaam] vanaf 1 augustus 2018 zelf in verzuim verkeerde. [handelsnaam] stelt dat de parkeerkosten zien op de periode dat [handelsnaam] het werk van Mondo heeft overgenomen. Dus had [handelsnaam] deze parkeerkosten ter verificatie in het faillissement van Mondo moeten indienen, aldus nog steeds [gedaagde] .
“verbintenissen op zich nemen ter verkrijging van de prestatie waartoe de wederpartij zich daartegenover verbindt”geen sprake is geweest. Immers dat tegenover de ene prestatie (tuinhuis en kasten) de andere prestatie (film) staat blijkt niet; de film is kennelijk in de contractsonderhandelingen als mogelijkheid ter sprake gekomen, maar het maken van de film is niet als ‘harde eis’ gesteld om korting te geven dan wel voor het zelfde bedrag meer werkzaamheden (namelijk ook het tuinhuis en de kasten) te verrichten.
Dit blijkt ook uit het feit dat [handelsnaam] aangaf de film te zien als
‘een soort “tegenprestatie”’(zie onder 2.19). De film heeft [handelsnaam] naar eigen zeggen
“over de streep getrokken om de korting te geven” (zie onder 2.20). Het verzoek de film te maken werd gedaan
nadateen korting was verleend; de korting was er dus niet van afhankelijk.
De film die oorspronkelijk afgesproken was, is inmiddels onmogelijk gemaakt door de situatie waar we in verkeren.” Echter de reactie van de kant van [handelsnaam] op de opmerking van [gedaagde] hield in dat de film nog wel werd gewenst: “
Ik vertrouw en hoop dan ook oprecht dat we deze nog mogen ontvangen.”Kennelijk was de film dus volgens [handelsnaam] niet onmogelijk. Vervolgens hebben partijen daar ook verder aan gewerkt, zie onder 2.21, 2.22, 2.24 en 2.25.
De stelling van [gedaagde] dat hij het zijne aan de film gedaan heeft, maar dat [handelsnaam] niet de vereiste medewerking heeft verleend, vindt steun in de onder 2.22 aangehaalde e-mail en de door hem opgeleverde filmbestanden, zoals genoemd onder 2.24 en 2.25.
Een omzettingsverklaring van [handelsnaam] had slechts doel kunnen treffen als [gedaagde] in verzuim was. Daarvoor had hij eerst in gebreke gesteld moeten worden, maar dat is niet gebeurd.
- niet toewijsbare facturen voor meerwerk: € 6,932,84 en 5.465,05
Op 29 oktober 2018 heeft [handelsnaam] aan [gedaagde] geschreven:
"Volgens onze planning is jullie huis zeker voor de kerst klaar …”Als definitieve nieuwe opleverdatum werd toen 17 december 2018 opgegeven. Vervolgens ontstond een discussie over meerwerk. Op 30 november 2018 werd als verwachting uitgesproken dat de woning op vrijdag 21 december klaar zou zijn.
Wat de genoemde onvoorziene omstandigheden betreft geldt dat deze tot vertraging kunnen hebben geleid, maar dat niet concreet is gesteld hoeveel extra werk hieruit is voortgekomen, en evenmin waarom en in welke mate de vertraging hieraan is toe te schrijven. De daaruit voortgekomen vertraging moet daarom buiten beschouwing blijven.
beroept zich op het onder 4.29 genoemde boetebeding. Dit is een beperking van de aansprakelijkheid die valt onder het vermoeden van onredelijke bezwarendheid van artikel 6:237 onder f. [handelsnaam] heeft geen omstandigheden aangevoerd om het wettelijk vermoeden te ontkrachten. Dat betekent dat het beroep op vernietigbaarheid van het beding slaagt. De gevorderde verklaring voor recht dat [eiser] jegens [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen onder de Overeenkomst is dus toewijsbaar.
Het rapport van Technikeur en de factuur zijn in het geding gebracht en [handelsnaam] heeft niet betwist dat Technikeur gebreken heeft geconstateerd. Dus zijn de kosten voor de werkzaamheden van Technikeur redelijk en noodzakelijk geweest, terwijl de omvang van die kosten uit de factuur blijkt en niet relevant is of deze al is betaald. De rechtbank zal deze kosten toewijzen.
heeft een gedeelte van de facturen van de Droogspecialist voldaan. Gezien de gebleken ondeskundigheid van [handelsnaam] heeft [gedaagde] zich genoodzaakt gezien de Droogspecialist tussentijds metingen te laten verrichten om vast te kunnen stellen of de ondervloer droog genoeg was om de gietvloer van Design Gietvloer te laten aanbrengen. Omdat [handelsnaam] de factuur voor de tussentijdse metingen weigerde te voldoen aan de Droogspecialist, is [gedaagde] door de Droogspecialist aangesproken en heeft [gedaagde] uiteindelijk deze kosten moeten voldoen. [gedaagde] heeft een bedrag van € 432,15 aan de Droogspecialist voldaan.
heeft ter onderbouwing van zijn vordering gewezen op de onder 2.29 geciteerde gegevens uit het journaal van zijn huisarts en heeft zijn omzetdaling onderbouwd met de jaarcijfers van zijn bedrijf.
Daarmee staat echter nog niet vast dat de verminderde omzet van [gedaagde] bedrijf ten tijde van en na de verbouwing ook door de tekortkoming van [handelsnaam] is veroorzaakt en dat dit dus schade is ‘die de schuldeiser daardoor lijdt’ in de zin van artikel 6:74 BW. Dit wordt niet aangetoond door de door [gedaagde] in het geding gebrachte doktersverklaring (aangehaald onder 2.29). Hieruit is niet meer af te leiden dan dat [gedaagde] zijn huisarts heeft verteld dat hij door de verbouwing stress heeft ondervonden. Dat het inderdaad (uitsluitend) de verbouwing is geweest en niet een andere oorzaak die tot die stress heeft geleid en dat dit een zodanige stress is geweest dat die tot minder omzet van het bedrijf van [gedaagde] heeft geleid (en dat de omzetdaling geen andere oorzaak had) volgt echter niet uit de genoemde doktersverklaring.
Bovendien zou als dat al zou worden aangenomen moeten worden geoordeeld dat die vermogensschade in een zodanig ver verwijderd verband staat met de tekortkoming in de nakoming door [handelsnaam] dat deze niet toerekenbaar is op grond van het bepaalde in artikel 6:98 BW. De conclusie is dat deze schadepost niet toewijsbaar is.
De schade die [gedaagde] lijdt en nog zal lijden als gevolg van het niet voldoen aan de
De fout die [handelsnaam] heeft gemaakt is dat zij niet de juiste informatie heeft gegeven over de toegestane omvang van het tuinhuis. De schade moet worden vastgesteld door de situatie met fout te vergelijken met de situatie dat de fout niet zou zijn gemaakt. Tussen die situaties is wat betreft de waarde van het tuinhuis geen verschil. In beide gevallen had het tuinhuis niet groter mogen worden dan de gemeente nu toestaat. Daarom is uit het geven van onjuiste informatie over de toegestane omvang van het tuinhuis (afgezien van de kosten van verkleining) geen schade ontstaan.
- extra verhuis- en opslagkosten € 1.100,-.
- kosten Technikeur € 326,70
- kosten Droogspecialist
- de ader in de gietvloer,
- de spotjes,
- het te grote tuinhuisje.