ECLI:NL:RBAMS:2020:5779
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Voorlopige omgangsregeling in kort geding tussen ouders na relatiebreuk
In deze zaak, die op 25 november 2020 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin een vader (eiser) een omgangsregeling vordert met zijn dochter, die bij de moeder (gedaagde) woont. De ouders hebben een relatie gehad die in 2018 is verbroken. De vader heeft sinds april 2020 geen contact meer gehad met zijn dochter en vraagt om een regeling waarbij hij haar drie dagen per week kan zien. De moeder verzet zich hiertegen en vraagt in reconventie om een regeling van slechts drie uur per maand.
Tijdens de zitting op 18 november 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de vader, omdat hij al lange tijd geen omgang heeft gehad met zijn dochter. De rechter benadrukt dat een kind recht heeft op omgang met beide ouders, tenzij er zwaarwegende belangen zijn die hiertegen pleiten. De moeder erkent dit recht, maar er is onenigheid over de frequentie en duur van de omgang.
De rechter heeft uiteindelijk besloten dat er een voorlopige omgangsregeling moet komen, waarbij de dochter om de week op zondag bij de vader verblijft. De regeling wordt geleidelijk opgebouwd van drie naar zeven uur. De rechter heeft ook een dwangsom opgelegd voor het geval de moeder de regeling niet naleeft. De vordering van de vader is gedeeltelijk toegewezen, terwijl de vordering van de moeder in reconventie is afgewezen. De proceskosten worden verrekend, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.