Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres (hierna: [eiseres] )
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 488.000,-. De eiseres, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde op € 441.000,- moest worden vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van het bestuursrecht, waarbij de eiseres werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde heeft bepaald op basis van de NEN-2580 norm en de bouwtekeningen van de woning. De eiseres betwistte de inhoud van de woning, met name de opname van de inpandige garage in de berekening van de WOZ-waarde. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar zijn aangedragen, bruikbaar waren voor de waardering.
De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de door de heffingsambtenaar berekende inhoud van de woning en dat de verschillen tussen de woning van de eiseres en de vergelijkingsobjecten niet voldoende waren onderbouwd. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.