Op 26 november 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak met parketnummer 13/210472-19, betreffende een verkeersongeval dat plaatsvond op 26 maart 2019 op de Nieuwe Hemweg. De verdachte, die met zijn auto reed, werd beschuldigd van het veroorzaken van het ongeval waarbij een motorrijder, [slachtoffer], om het leven kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen aanmerkelijke schuld had aan het ongeval en heeft hem vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waaronder overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde en een geldboete en voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geëist voor de subsidiaire beschuldiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet onvoorzichtig of onoplettend was geweest en dat hij geen gevaar of hinder had veroorzaakt. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De uitspraak benadrukt de noodzaak om oorzaak en gevolg in het verkeersstrafrecht zorgvuldig te scheiden, en dat strafrechtelijke aansprakelijkheid niet altijd samenvalt met de ernst van de gevolgen van een ongeval.