ECLI:NL:RBAMS:2020:5828

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
C/13/683456 / HA ZA 20-477
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. Bongers-Scheijde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en absolute competentie in civiele procedure

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Amsterdam, is er een bevoegdheidsincident aan de orde. De eisers, een besloten vennootschap en een stichting, hebben een vordering ingesteld tegen La Maschera Del Lillotatini B.V. en Stichting Block Busters. De eisers vorderen dat de gedaagden maatregelen treffen om geurhinder afkomstig van het restaurant van La Maschera te verhelpen. La Maschera heeft in een incidentele conclusie een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat de vorderingen van de eisers niet meer dan € 25.000,00 vertegenwoordigen en dat de zaak daarom naar de kantonrechter verwezen dient te worden. De eisers verzetten zich hiertegen en stellen dat hun vordering van onbepaalde waarde is.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen. De rechtbank concludeert dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vorderingen van de eisers samen geen hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigen. Dit is gebaseerd op de door de eisers overgelegde stukken, waaronder een brief waarin zij aangeven dat de geurhinder is ontstaan door het verwijderen van een afvoerpijp. De rechtbank oordeelt dat de kantonrechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen en wijst de incidentele vordering van La Maschera toe. De eisers worden veroordeeld in de proceskosten van het incident.

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen jegens La Maschera c.s. kennis te nemen en verwijst deze vorderingen naar de kamer voor kantonzaken. De eisers worden in de kosten van het incident veroordeeld, en de zaak wordt in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken verwezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Bongers-Scheijde, rechter, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/683456 / HA ZA 20-477
Vonnis in incident van 23 september 2020
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. E.C.J. Ris te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LA MASCHERA DEL LILLOTATINI B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.M. de Ruiter te Amsterdam,
2. de stichting
STICHTING BLOCK BUSTERS,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
niet verschenen.
Eisers in de hoofdzaak zullen in dit vonnis hierna gezamenlijk worden aangeduid als [eisers] ; gedaagden als La Maschera c.s. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als La Maschera en Block Busters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 30 maart 2019, met producties,
  • de incidentele conclusie van La Maschera houdende exceptie van onbevoegdheid,
  • de aanvullende producties 1 tot en met 4 van de zijde van La Maschera en
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten, voor zover relevant in het incident

2.1.
[eisers] huurt en bewoont sinds maart 2015 het appartement aan de [adres 1] te [plaats] (hierna: het appartement).
2.2.
Block Busters is erfpachter van het perceel plaatselijk bekend als [adres 2] te [plaats] . Zij verhuurt dit perceel aan La Maschera. La Maschera exploiteert sinds 2002 een restaurant op het perceel.
2.3.
De achterzijde van de tuin van de woning van [eisers] grenst aan de keuken van het restaurant van La Maschera.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
[eisers] vordert samengevat dat La Maschera c.s., althans La Maschera of Block Busters, bij uitvoerbaar te verklaren vonnis wordt/worden veroordeeld tot het treffen van zodanige maatregelen dat etensgeuren afkomstig uit het restaurant van La Maschera niet meer te ruiken zijn in en/of rond het appartement van [eisers] , op straffe van verbeurte van een dwangsom en te vermeerderen met (proces)kosten.
3.2.
Aan de vorderingen legt [eisers] ten grondslag dat La Maschera c.s. zorgt voor onrechtmatige hinder als bedoeld in artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW) door geuroverlast dat afkomstig is van La Maschera.

4.Het geschil en de beoordeling in het incident

4.1.
La Maschera vordert, kort samengevat, dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken, met veroordeling van [eisers] in de kosten van het incident. Zij stelt daartoe dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vorderingen van [eisers] niet een hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigen én dat de hoofdvordering betreffende de aard tot de competentie van de kantonrechter behoort, zodat de rechtbank zich op de voet van artikel 93 aanhef en sub b en sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) onbevoegd dient te verklaren. In het geval de rechtbank zich toch bevoegd verklaart, verzoekt La Maschera om een nadere termijn voor het nemen van een conclusie van antwoord.
4.2.
[eisers] voert als verweer tegen de gevorderde verwijzing aan dat zijn (hoofd)vordering van onbepaalde waarde is en dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat zijn vorderingen een waarde vertegenwoordigen van minder dan € 25.000,00.
4.3.
De rechtbank overweegt dat de (hoofd)vordering van [eisers] weliswaar van onbepaalde waarde is, maar dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat zijn vorderingen tezamen geen hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigen (artikel 93 aanhef en sub b Rv). In dit kader wordt het volgende overwogen.
4.4.
In de door [eisers] (als productie 4 bij dagvaarding) overgelegde brief van 18 oktober 2017 aan La Maschera stelt [eisers] zich op het standpunt dat hij sinds februari 2017 ernstige overlast ondervindt door een (etens)geur die afkomstig is van La Maschera, ontstaan doordat La Maschera een afvoerpijp heeft verwijderd. Hieruit kan worden afgeleid dat [eisers] vóór die tijd – [eisers] is sinds maart 2015 woonachtig in de huidige woning – geen (ernstige) geurhinder heeft ondervonden, terwijl La Maschera sinds 2002 op dezelfde locatie haar restaurant exploiteert. Het voorgaande zou erop kunnen wijzen dat bij een eventuele toewijzing van de (hoofd)vordering van [eisers] het tussen partijen ontstane geschil mogelijk al kan worden opgelost door het (terug)plaatsen van een afvoerpijp. Niet aannemelijk is dat de (her)installatie van een afvoerpijp zodanige kosten met zich brengt, dat daarmee de vorderingen van [eisers] een waarde van € 25.000,00 te boven zullen gaan.
4.5.
[eisers] heeft in zijn incidentele conclusie van antwoord echter nog aangevoerd dat de hem ervaren onrechtmatige geurhinder slechts kan worden verholpen door het installeren van een nieuw ‘geurapparaat’ en dat op voorhand niet kan worden vastgesteld of de kosten daarvan minder dan € 25.000,00 zullen bedragen. Gezien de hieromtrent ingenomen stellingen van La Maschera in de incidentele conclusie van eis, had het echter op de weg van [eisers] gelegen om inzichtelijk te maken dat het aanschaffen en installeren van een nieuw apparaat het bedrag van € 25.000,00 daadwerkelijk te boven zal gaan. Overigens valt uit het door [eisers] overgelegde ‘Geuronderzoek’ van [naam onderzoeker] van Strooming B.V. van 11 april 2018 weliswaar af te leiden dat het huidige geurapparaat van La Maschera niet goed functioneert, maar niet dat er een nieuw apparaat zou moeten komen. [naam onderzoeker] adviseert immers periodiek onderhoud en verplaatsing van het apparaat naar een andere locatie. Er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de met die geadviseerde oplossingen gepaard gaande kosten het bedrag van € 25.000,00 zullen overschrijden.
4.6.
Nu de gevorderde dwangsom en nakosten niet meetellen voor het bepalen van de absolute competentie van de kantonrechter, volgt uit het voorgaande dat de kantonrechter
op grond van artikel 93 aanhef en sub b Rv bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De incidentele vordering van La Maschera zal dan ook worden toegewezen. Nu de zaak reeds op grond hiervan wordt verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, kan de stelling van La Maschera dat de rechtbank (ook) onbevoegd is vanwege het bepaalde in artikel 93 aanhef en sub c Rv, verder onbesproken blijven.
4.7.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, aan de zijde van La Maschera tot op heden begroot op € 543,00 (1 punt x tarief € 543,00).
4.8.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als bij de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen jegens La Maschera c.s. kennis te nemen en verwijst deze vorderingen ter verdere behandeling en beoordeling naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de kosten van het incident, aan de zijde van La Maschera tot op heden begroot op € 543,00,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
in de hoofdzaak
5.4.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, op vrijdag 9 oktober 2020 om 10.00 uur,
5.5.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
5.6.
beveelt dat [eisers] de datum van de onder 5.3 vermelde rolzitting bij exploot zal aanzeggen aan Block Busters, zijnde de gedaagde tegen wie verstek is verleend, onder betekening van deze beslissing tot verwijzing,
5.7.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
5.8.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort,
5.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Bongers-Scheijde, rechter, bijgestaan door mr. R. Hafith, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2020.