Uitspraak
- de dagvaarding van 26 november 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 20 januari 2020, waarbij een bijeenkomst van partijen is bevolen en
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 augustus 2020 met het daarin genoemde processtuk.
2.De feiten
3.Het geschil
€ 480,00 en de proceskosten.
4.De beoordeling
€ 1.500,00 is opgenomen op 28 juli 2018, zodat vaststaat dat [gedaagde] in elk geval vanaf voornoemde datum beschikte over de pincode van [eiser] . Vaststaat ook dat de nieuwe bankpas vanaf de activering op 28 juli 2018 (veelvuldig) onbevoegdelijk in Nederland is gebruikt, terwijl [eiser] nog in Marokko verbleef. Verder staat vast dat de nieuwe bankpas door ABN Amro naar het woonadres van [eiser] werd gestuurd toen [eiser] al in het buitenland was en dat in die periode in elk geval [gedaagde] toegang tot die woning had. [gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij tijdens de periode van afwezigheid van [eiser] als enige toegang had tot diens woning. Hij voert in het kader van zijn betwisting weliswaar aan dat hij geregeld andere personen in de woning van [eiser] is tegengekomen en dat dit waarschijnlijk familieleden van [eiser] zijn geweest, maar hij blijft vaag over de momenten waarop die ontmoetingen dan hebben plaatsgevonden en over de frequentie van die ontmoetingen, heeft geen concrete omschrijving gegeven van die personen en heeft ook niet toegelicht hoe de ontmoetingen met die personen in de woning precies zijn verlopen. Dit had van hem wel kunnen en mogen worden verlangd. Daar komt bij dat het niet aannemelijk is te achten dat [eiser] [gedaagde] zou vragen zijn post waar te nemen als anderen, zoals familieleden, al toegang tot zijn woning hadden.