ECLI:NL:RBAMS:2020:5831

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
8055830 / CV EXPL 19-19881
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van betalingsverplichtingen en verrekening in een civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Webhelp Payment Services S.A. en [gedaagde 1] V.O.F., met als vennooten [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. Webhelp, als eiseres, vorderde betaling van een openstaand bedrag van € 5.563,49, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten, op basis van een overeenkomst voor de levering van kleding door Pollini S.P.A. aan [gedaagde 1]. De gedaagde partijen voerden aan dat zij recht hadden op creditnota's vanwege klachten over de geleverde artikelen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Webhelp recht heeft op betaling van het openstaande bedrag, omdat de gedaagden niet tijdig hebben gereclameerd over de geleverde artikelen. De kantonrechter heeft het beroep op verrekening van de gedaagden afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat tijdig is gereclameerd en er onvoldoende bewijs is geleverd voor de gestelde toezeggingen van Scarno over creditering. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van € 5.560,49, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige reclame bij gebreken in geleverde goederen en de gevolgen van het niet tijdig indienen van een beroep op verrekening. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar deze tot het wettelijke tarief beperkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 8055830 / CV EXPL 19-19881
Uitspraak: 16 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de vennootschap naar vreemd recht
WEBHELP PAYMENT SERVICES S.A.,
gevestigd te Brussel (België),
in hoedanigheid van lasthebber van de vennootschap naar vreemd recht Pollini S.P.A.,
eiseres,
gemachtigde mr. E.T. van den Hout,
t e g e n
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde 1] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden.
Partijen zullen hierna Webhelp en (in enkelvoud) [gedaagde] – ieder afzonderlijk [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] – worden genoemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 september 2019 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 3 december 2019, waarin een bijeenkomst van partijen is bevolen,
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 augustus 2020 met de daarin genoemde (proces)stukken,
  • de akte uitlating van de zijde van [gedaagde] , met producties, en
  • de antwoordakte van de zijde van Webhelp.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Feiten en omstandigheden

1.1.
Pollini S.P.A. (hierna: Pollini) is een leverancier van onder andere kleding. [gedaagde 1] is een winkel die kleding en modeartikelen verkoopt. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn de vennoten van [gedaagde 1] .
1.2.
Pollini heeft – via Scarno, een agent van Pollini – in oktober 2018 kleding en modeartikelen verkocht en geleverd aan [gedaagde 1] . Met een factuur van 12 oktober 2018 heeft Pollini hiervoor een bedrag van € 18.072,00 in rekening gebracht aan [gedaagde 1] . [gedaagde 1] had op 5 oktober 2018 voor die zending een aanbetaling gedaan van € 5.000,00. Daarnaast heeft Webhelp via automatische incasso in november en december 2018 een drietal betalingen (van achtereenvolgens € 2.240,67, € 2.240,67 en € 1.868,67) geïncasseerd van de rekening van [gedaagde 1] . Op 26 maart 2019 is een creditfactuur van € 372,00 aan [gedaagde 1] verstrekt.
1.3.
Op 22 juli 2019 heeft [gedaagde 1] een bedrag van € 1.782,00 overgemaakt naar de derdengeldenrekening van het kantoor van de gemachtigde van Webhelp.

2.Het geschil

2.1.
Webhelp vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan Webhelp van:
I. € 5.563,49, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 4.567,99 vanaf de dag van dagvaarding en
II. de proceskosten en de nakosten.
2.2.
Webhelp stelt, kort samengevat, dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst betaling is verschuldigd voor de door Pollini geleverde artikelen. De vordering is opgebouwd uit een hoofdsom van € 4.567,99 aan openstaande factuurbedragen, € 300,00 aan verschenen wettelijke handelsrente van 18 oktober 2018 tot en met 6 september 2019 en € 695,50 aan buitengerechtelijke incassokosten.
2.3.
[gedaagde] voert aan dat zij niet is gehouden tot betaling van het openstaande factuurbedrag, omdat zij nog recht heeft op creditnota’s. Bij verschillende zendingen in 2018 was sprake van slechte kwaliteit of niet geleverde artikelen. [gedaagde] heeft hierover verschillende klachten gemeld bij Scarno en sommige artikelen zijn geretourneerd, maar [gedaagde] heeft geen creditnota’s ontvangen, terwijl dat door Scarno wel was toegezegd.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Met de betaling van € 1.782,00, die [gedaagde 1] in juli 2019 heeft gedaan, heeft Webhelp alsnog rekening gehouden door op de zitting de vordering met dat bedrag te verminderen. Verder is niet langer in geschil dat de aanbetaling van € 5.000,00 die Webhelp op 5 oktober 2018 heeft gedaan, in mindering is gebracht op de vordering. Dit betekent dat van de factuur van 12 oktober 2018 nog een bedrag van € 4.567,99 openstaat.
3.2.
Voor zover [gedaagde] in haar productie 10 uitgaat van een lager bedrag, kan de kantonrechter haar daarin niet volgen. In die productie 10 is [gedaagde] uitgegaan van onder meer drie betalingen van € 2.240,67, terwijl uit de rekeningafschriften blijkt dat maar twee betalingen van € 2.240,67 zijn gedaan. Nu niet is gebleken dat meer betalingen zijn gedaan dan op de rekeningafschriften zijn vermeld, gaat de kantonrechter, net als Webhelp, uit van een openstaand bedrag van € 4.567,99. [gedaagde 1] is verplicht om dit bedrag te betalen, aangezien niet in geschil is dat [gedaagde 1] de op de factuur van 12 oktober 2018 vermelde artikelen heeft gekocht.
3.3.
[gedaagde] heeft een beroep gedaan op verrekening. Daartoe stelt [gedaagde] dat zij recht heeft op creditering. De kantonrechter heeft [gedaagde] op haar verzoek in de gelegenheid gesteld met stukken te onderbouwen dat tijdig is gereclameerd en toezeggingen zijn gedaan over creditering met betrekking tot zendingen uit april, augustus en oktober 2018.
3.4.
Als niet weersproken staat vast dat binnen twee weken diende te worden gereclameerd. Uit de door [gedaagde] overgelegde stukken blijkt niet dat zij binnen deze termijn heeft gereclameerd over zendingen uit april, augustus of oktober 2018. De overgelegde correspondentie heeft namelijk betrekking op de periode vanaf december 2018.
3.5.
Dat niet is komen vast te staan dat tijdig is gereclameerd, laat onverlet dat niettemin toch recht op creditering kan bestaan indien Scarno niet-tijdige reclames heeft geaccepteerd en toezeggingen tot creditering heeft gedaan. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er correspondentie is geweest tussen [gedaagde 1] en Scarno, waarin [gedaagde 1] kenbaar heeft gemaakt dat bepaalde artikelen niet goed waren en waarbij Scarno de bereidheid heeft uitgesproken om voor sommige artikelen een creditnota op te maken. Scarno heeft daarbij echter steeds ook om nadere gegevens gevraagd vóórdat tot creditering kon worden overgegaan. Niet gebleken is dat [gedaagde 1] die nadere gegevens heeft verstrekt. Daarnaast is ook niet duidelijk geworden voor welk bedrag er zou worden gecrediteerd.
3.6.
Het voorgaande betekent dat de gegrondheid van het beroep op verrekening niet eenvoudig is vast te stellen. Gelet op het bepaalde in artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gaat de kantonrechter daarom voorbij aan het beroep op verrekening. Dat betekent dat [gedaagde 1] het in hoofdsom gevorderde bedrag van € 4.567,99 moet betalen. Als vennoten van [gedaagde 1] zijn ook [gedaagde 3] en [gedaagde 2] aansprakelijk voor de door [gedaagde 1] aangegane verplichtingen.
3.7.
[gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van € 4.567,99. De gevorderde wettelijke handelsrente vanaf de dag van dagvaarding, 6 september 2019, over dit bedrag van € 4.567,99 is niet weersproken en daarmee ook toewijsbaar.
Wettelijke rente
3.8.
Webhelp heeft daarnaast een bedrag van € 300,00 gevorderd aan reeds verschenen wettelijke handelsrente van 18 oktober 2018 tot en met 6 september 2019.
3.9.
[gedaagde] heeft voor het eerst op de zitting betwist dat zij deze rente is verschuldigd. Zij stelt dat zij met Pollini/Scarno een betalingsplan had afgesproken. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] hier onvoldoende uitleg over heeft gegeven, terwijl een nadere toelichting wel was geboden. Zo heeft [gedaagde] geen uitleg gegeven over de inhoud van het betalingsplan en is niet duidelijk of dat plan ook inhield dat geen rente zou zijn verschuldigd. Bovendien is gebleken dat [gedaagde] het betalingsplan niet is nagekomen. Gelet hierop heeft [gedaagde] de verschuldigdheid van de post verschenen rente onvoldoende gemotiveerd betwist. Deze post van € 300,00 zal daarom worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.10.
Webhelp maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
3.11.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden en niet gebleken is dat partijen iets anders zijn overeengekomen. De kantonrechter stelt vast dat Webhelp voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, in dit geval € 692,50.
Conclusie en proceskosten
3.12.
[gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal € 5.560,49, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 4.567,99 vanaf 6 september 2019.
3.13.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Webhelp. Deze kosten worden tot op heden begroot op:
  • explootkosten € 89,78
  • griffierecht € 486,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.325,78
3.14.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als hierna onder de beslissing is vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt [gedaagde] om aan Webhelp te betalen een bedrag van € 5.560,49, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 4.567,99 vanaf 6 september 2019 tot de dag van volledige betaling,
II. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Webhelp tot op heden begroot op € 1.325,78 inclusief eventueel verschuldigde btw,
III. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
IV. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
V. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. J.T. Kruis, kantonrechter, bijgestaan door mr. R. Hafith, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 oktober 2020.
De griffier De kantonrechter