ECLI:NL:RBAMS:2020:5922

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
C/13/692905 / KG ZA 20-1036
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing executie ontruimingsvonnis in kort geding na afwijzing door Hof

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C. Mens, vorderde schorsing van de executie van een ontruimingsvonnis dat door de kantonrechter was uitgesproken op 9 juni 2020. De eiser had eerder een vergelijkbare vordering tot schorsing ingediend bij het Hof Amsterdam, maar deze was op formele gronden afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het in strijd is met de wet om opnieuw schorsing te vorderen nadat het Hof de eerdere vordering had afgewezen. De voorzieningenrechter verklaarde de eiser niet-ontvankelijk in zijn vordering en wees de gevraagde voorziening af. Tevens werd de eiser veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op € 1.636,00. De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedurele stappen in het hoger beroep en de risico's van executie voor de executant. De voorzieningenrechter heeft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/692905 / KG ZA 20-1036 CdK/MAH
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak
van 24 november 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 16 november 2020,
advocaat mr. A.C. Mens te Hoofddorp,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.N.E. Visser te Amsterdam.

1.De procedure

De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
Tegenwoordig zijn mr. C.M.E. de Koning, voorzieningenrechter, en mr. M.A.H. Verburgh, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- [gemachtigde] (schriftelijk gevolmachtigde en broer van [eiser] ) met mr. Mens,
- namens [gedaagde] : mr. Visser.
Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, onder meer aan de hand van de door mr. Mens en mr. Visser overgelegde pleitnotities die aan het dossier zijn toegevoegd. Namens [eiser] zijn producties in het geding gebracht. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 Rv dit proces-verbaal opgemaakt.
De voorzieningenrechter heeft de volgende uitspraak gedaan:

2.De gronden van de beslissing

2.1.
[eiser] vordert schorsing van de executie van het ontruimingsvonnis van de kantonrechter van 9 juni 2020 totdat is beslist op het door hem ingestelde hoger beroep.
2.2.
De vordering zal worden afgewezen om formele redenen. Ter zitting is gebleken dat [eiser] in het aanhangige hoger beroep op grond van artikel 351 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter heeft gevorderd en dat deze incidentele vordering door het Hof Amsterdam bij arrest (in het incident) van 22 september 2020 is afgewezen. De vordering is niet inhoudelijk behandeld, maar afgewezen omdat [eiser] niet meteen de gronden had aangevoerd en vervolgens kreeg hij daar geen termijn meer voor. Dat komt voor rekening van [eiser] .
2.3.
Het is in strijd met het systeem van de wet om op grond van artikel 438 Rv aan de voorzieningenrechter van de rechtbank schorsing van de executie van een vonnis te vorderen nadat een zelfde vordering op grond van artikel 351 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is afgewezen. Daarom is [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering en zal de gevraagde voorziening worden geweigerd. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
2.4.
Ten overvloede wordt nog het volgende opgemerkt. Executie (van een niet onherroepelijke uitspraak) is altijd voor risico van de executant. Het Hof zal rekening kunnen houden met nieuwe feiten. Als [gedaagde] inderdaad overgaat tot ontruiming en vervolgens door het Hof in het ongelijk zou worden gesteld, dan kan zich dat vertalen in schadevergoeding. In die zin zijn de belangen van [eiser] , die naar zijn zeggen voornamelijk zijn financiële investering betreffen, meegewogen. Dit geldelijk belang was voor [eiser] ook de reden dat hij huurder wilde blijven.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
weigert de gevraagde voorziening,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op:
- griffierecht 656,00
- salaris advocaat 980,00
-------------------------------------------
Totaal € 1.636,00,
3.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier op 26 november 2020 is vastgesteld en ondertekend.
Type: MAH
Coll: