In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. O. Arslan, een deelgeschil aanhangig gemaakt na een eerder vonnis van 21 november 2018, waarin zijn vordering tot schadevergoeding van € 80.000,- werd afgewezen. Verzoeker stelt dat aan dat vonnis geen gezag van gewijsde toekomt met betrekking tot zijn urologische problematiek, die hij aan een ongeval op 27 september 2014 toeschrijft. De rechtbank heeft in haar beschikking van 5 november 2020 geoordeeld dat het verzoek van verzoeker ontvankelijk is, maar dat het gezag van gewijsde wel degelijk van toepassing is. De rechtbank heeft vastgesteld dat in het eerdere vonnis een inhoudelijke beslissing is genomen over de schade die verzoeker heeft geleden, en dat de rechtbank niet heeft geoordeeld dat de urologische klachten niet aan het ongeval zijn gerelateerd. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker om het gezag van gewijsde te negeren afgewezen, en de kosten van het deelgeschil begroot op € 1.565,25, waarbij de overige verzoeken zijn afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 november 2020.