Op 9 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van voorlopige voorzieningen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen, die in het kader van hun echtscheiding betrokken zijn bij een juridische procedure. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H. Schmidt, verzocht de rechtbank om de eerdere beschikking van 12 mei 2020 te wijzigen, waarin de kinderen aan de man waren toevertrouwd. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H. Wormhoudt, verzocht de rechtbank om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling die op 26 november 2020 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting zijn beide partijen, hun advocaten, en vertegenwoordigers van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, nu de kinderen sinds 18 september 2020 onder toezicht zijn gesteld. De vrouw heeft aangevoerd dat de man de zorg voor de kinderen niet goed kan dragen en dat zij zelf psychische hulp heeft ingeschakeld.
Na afweging van de belangen van de kinderen en de betrokken partijen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de kinderen aan de vrouw dienen te worden toevertrouwd. Tevens is bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, met het bevel dat de man deze woning dient te verlaten. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw om een kinderbijdrage vast te stellen afgewezen, omdat beide partijen momenteel een bijstandsuitkering ontvangen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.