ECLI:NL:RBAMS:2020:6115

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
C/13/692308 / FA RK 20-7228
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening wijziging hoofdverblijfplaats kinderen na echtscheiding met betrokkenheid van Jeugdbescherming en Raad voor de Kinderbescherming

Op 9 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van voorlopige voorzieningen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen, die in het kader van hun echtscheiding betrokken zijn bij een juridische procedure. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H. Schmidt, verzocht de rechtbank om de eerdere beschikking van 12 mei 2020 te wijzigen, waarin de kinderen aan de man waren toevertrouwd. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H. Wormhoudt, verzocht de rechtbank om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling die op 26 november 2020 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting zijn beide partijen, hun advocaten, en vertegenwoordigers van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, nu de kinderen sinds 18 september 2020 onder toezicht zijn gesteld. De vrouw heeft aangevoerd dat de man de zorg voor de kinderen niet goed kan dragen en dat zij zelf psychische hulp heeft ingeschakeld.

Na afweging van de belangen van de kinderen en de betrokken partijen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de kinderen aan de vrouw dienen te worden toevertrouwd. Tevens is bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, met het bevel dat de man deze woning dient te verlaten. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw om een kinderbijdrage vast te stellen afgewezen, omdat beide partijen momenteel een bijstandsuitkering ontvangen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/692308 / FA RK 20-7228 (LH/SM)
Beschikking van 9 december 2020 betreffende wijziging voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.H. Schmidt te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen de man
advocaat mr. R.H. Wormhoudt te Amsterdam.
Als belanghebbenden is aangemerkt:
Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: JBRA.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek van de vrouw, ingekomen op 31 oktober 2020;
- het F9-formulier met bijlage van de vrouw van 16 november 2020;
- het verweer van de man, ingekomen op 20 november 2020.
1.2.
De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op
26 november 2020. Gehoord zijn:
- partijen en hun advocaten;
- mevrouw [medewerkster de Raad] , namens de Raad;
- mevrouw [naam medewerkster JBRA] , namens JBRA;
- een tolk in de Syrische taal voor de vrouw.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd te Beiroet (Libanon) op 7 februari 2013.
2.2.
Partijen hebben tezamen de navolgende minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2016;
-
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018.
2.3.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.4.
Bij beschikking van 12 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat;
- de kinderen van partijen voor de duur van de echtscheidingsprocedure aan de man zullen worden toevertrouwd;
- de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, met het bevel dat de vrouw deze woning dient te verlaten en niet verder mag betreden;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 september 2020 heeft deze rechtbank op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming de minderjarige kinderen van partijen met ingang van
18 september 2020 onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar, te weten tot 18 september 2021.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank de beschikking van 12 mei 2020 te wijzigingen en uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat:
- de zorg voor de minderjarige kinderen van partijen aan haar wordt toevertrouwd;
- zij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, met het bevel dat de man deze woning dient te verlaten en deze niet verder mag betreden;
- een door de man te betalen kinderbijdrage vast te stellen van € 25,-- per kind per maand, althans een bedrag als de rechtbank vermeent te behoren, zulks met ingang van dit verzoekschrift en bij vooruitbetaling te voldoen;
- de man de kinderen om de week een weekend bij zich heeft, althans een voorlopige zorgregeling al de rechtbank vermeend te behoren.
3.2.
De man verweert zich tegen de verzoeken van de vrouw en verzoekt de rechtbank om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel deze verzoeken af te wijzen.

4.De beoordeling

4.1.
Ontvankelijkheid
4.1.1.
De vrouw legt aan haar verzoek ten grondslag dat de rechtbank in de beschikking van 12 mei 2020 uit is gegaan van onjuiste en onvolledige gegevens en er tevens sprake is van een wijziging van omstandigheden, waardoor deze voorziening niet in stand kan blijven.
De vrouw stelt allereerst dat zij tijdens de vorige mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden via Skype-verbinding, kans heeft gehad haar kant van de situatie te belichten. Zij sprak en verstond destijds geen Nederlands, waardoor zij was aangewezen op een tolk, en daarbij had zij noodgedwongen de zorg over de drie kinderen van partijen tijdens deze mondelinge behandeling. Doordat de kinderen onrustig waren, raakte de rechter zelfs geïrriteerd en heeft hij haar verzocht naar een rustigere ruimte te gaan. De vrouw had echter geen andere oplossing. Zij heeft daardoor de helft van de mondelinge behandeling niet kunnen volgen. Gelet op het voorgaande kan dan ook gesteld worden dat de rechtbank eerder bij de beoordeling van de zaak uit is gegaan van onjuiste en onvolledige gegevens. Daarnaast stelt de vrouw dat er thans sprake is van een wijziging van omstandigheden. Gebleken is dat de man de dagelijkse zorg voor de kinderen in de afgelopen maanden niet goed aan kon. De kinderen zijn op 18 september 2020 op verzoek van de Raad onder toezicht gesteld. Er is dan ook sprake van voortschrijdend inzicht. Tevens is gebleken dat de man de kinderen in de afgelopen maanden bewust bij de vrouw weg houdt en hij haar valselijk blijft beschuldigen.
4.1.2.
De man voert verweer. Hij voert aan dat de rechtbank bij het geven van de beschikking niet in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan dat de eerder door de rechtbank getroffen voorzieningen niet in stand kunnen blijven, dan wel dat er sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat deze voorzieningen niet in stand kunnen blijven. Hij merkt op dat de verzoeken van de vrouw gekwalificeerd dienen te worden als een verkapt hoger beroep. De man betwist dat hij de kinderen bij de vrouw weg zou houden, dat hij de vrouw valselijk beschuldigd en dat hij de dagelijkse zorg voor de kinderen niet aan kan. De man ontkent verder dat de belangen van de vrouw tijdens de vorige mondelinge behandeling niet naar behoren zijn behartigd. De omstandigheid dat de kinderen van partijen inmiddels onder toezicht zijn gesteld, maakt volgens de man niet dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. De kinderen van partijen zijn onder toezicht gesteld om evenwicht te bewerkstelligen tussen alle betrokkenen en om te bevorderen dat partijen meer de belangen van de kinderen voor ogen gaan houden.
4.1.3.
Ingevolge artikel 824 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking, als bedoeld in artikel 822 op verzoek van (één der) echtgenoten door de rechtbank worden gewijzigd, indien de omstandigheden nadien zodanig zijn gewijzigd of indien daarbij in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven.
4.1.4.
De rechtbank is van oordeel dat de ondertoezichtstelling van de kinderen, die bij beschikking van 18 september 2020 is uitgesproken, een zodanige wijziging van omstandigheden is dat alle betrokken belangen in aanmerking genomen de eerder bij beschikking van 12 mei 2020 door de rechtbank getroffen voorzieningen niet in stand kunnen blijven. De vrouw is dan ook ontvankelijk in haar verzoeken en de rechtbank zal deze verzoeken dan ook inhoudelijk beoordelen.
4.2.
Inhoudelijke beoordeling
De standpunten
4.2.1.
De vrouw stelt gedurende het huwelijk van partijen jaren door de man geïsoleerd en mishandeld te zijn. Zij stelt daarnaast dat zij ernstig lijdt onder alles wat er in de afgelopen maanden is gebeurd. De beschuldigingen van de man jegens haar, de verwijdering van de jonge kinderen van partijen uit haar dagelijks leven en de machteloosheid die zij daardoor voelt.
De man staat niet toe dat zij meer contact heeft met de kinderen dan dat partijen in mei 2020 in overleg met JBRA zijn overeengekomen, te weten twee contactmomenten per week. Daarbij wil de man dat de contacten tussen de vrouw en de kinderen onder begeleiding plaatsvinden. Het jongste kind van partijen was ten tijde van de ten uitvoerlegging van de eerdere voorlopige voorzieningen nog aangewezen op moedermelk en dat is thans nog steeds het geval. De vrouw heeft voor haarzelf psychische hulp moeten inschakelen van een psycholoog. De vrouw betwist dat zij vanwege psychische problemen niet in staat zou zijn voor de kinderen te zorgen. Daarnaast hebben beide partijen een gezinscoach van het Leger des Heils (Tien voor Toekomst). De vrouw verzoekt de rechtbank opnieuw een belangen afweging te maken ten aanzien van de toevertrouwing van de kinderen en het gebruik van de echtelijke woning. Tevens verzoekt zij de rechtbank te bepalen dat de man gehouden is een kinderbijdrage te voldoen van € 25,-- per kind per maand.
4.2.2.
De man betwist de stellingen van de vrouw. Hij is van mening dat de kinderen door de echtscheidingsproblematiek van partijen onder toezicht zijn gesteld en niet omdat hij de zorg voor de kinderen niet aan zou kunnen. De man erkent wel dat het in het begin zwaar was om alleen voor de drie kinderen te zorgen. Daarbij merkt de man op dat hij de kinderen niet bij de vrouw weghoudt. Hij vindt het op dit moment alleen nog te vroeg om de lopende zorgregeling uit te breiden. De man maakt zich namelijk zorgen over de veiligheid van de kinderen als zij bij de vrouw verblijven, nu de vrouw in het verleden gewelddadig is geweest jegens de kinderen en zij kampt al jaren met psychische problematiek. De man is van mening dat de door de vrouw verzochten wijziging van de eerder door de rechtbank vastgelegde voorzieningen niet in het belang is van de kinderen van partijen. De kinderen hebben nu rust en regelmaat bij de man in de echtelijke woning en indien deze situatie zou worden omgegooid zal dit voor de kinderen een heleboel onduidelijkheid opleveren. De man acht het dan ook in het belang van de kinderen dat de situatie van partijen, in ieder geval tot aan de beslissing in de bodemprocedure, zo blijft als dat deze op dit moment is.
4.2.3.
JBRA heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij bij de start van de hulpverlening, na de beschikking van 12 mei 2020, terecht kwamen in een crisissituatie. Op dat moment hadden de kinderen geen contact meer met de vrouw en het oudste kind van partijen moest naar speciaal basisonderwijs. De man wilde hier in eerste instantie niet aan meewerken. De man heeft ook daarna duidelijk aangegeven, jegens JBRA, dat hij niet wil dat de vrouw nog onderdeel uitmaakt van het leven van de kinderen. De man staat de omgang nu alleen toe omdat het moet. Dit is niet in het belang van de kinderen. Zij moeten een onbelemmerd en onbegeleid contact kunnen hebben met hun beide ouders. Er zijn geen aanwijzingen dat de kinderen niet veilig zouden zijn bij de vrouw. Er is niet gebleken dat zij de kinderen heeft mishandeld en tevens is niet gebleken dat zij dusdanige psychische problemen heeft dat zij niet in staat is voor de kinderen te zorgen. De vrouw heeft in de afgelopen maanden erg haar best gedaan om de Nederlandse taal te leren en zij heeft laten zien dat zij begeleidbaar is en open staat voor contact van de kinderen met de man. Hier staat tegenover dat de man tot heden niet echt open stond voor de begeleiding van de diverse hulpverlening en hij de kinderen betrekt in de strijd tussen partijen.
Ondanks het feit dat het niet wenselijk is de woonsituatie van de kinderen te wijzigen, acht JBRA het in stand houden van de huidige situatie van de kinderen schadelijker voor hen dan een wisseling van de verzorgende ouder.
4.2.4.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat er, wat de Raad betreft, sprake is van voortschrijdend inzicht. Er is nu meer informatie beschikbaar, wat maakt dat de rechtbank opnieuw een belangafweging zal moeten maken. Er zijn grote zorgen over de huidige thuissituatie van de kinderen. Gebleken is dat de man niet gemotiveerd is om de kinderen het contact met de vrouw te gunnen en de man betrekt de kinderen in de strijd tussen partijen. Daarbij is ook gebleken dat de man niet reageert als JBRA hem aanspreekt op zijn gedrag. De Raad denkt dat de kinderen meer kansen zullen krijgen als zij bij de vrouw opgroeien. De vrouw staat namelijk wel open voor hulpverlening en zij heeft meer mogelijkheden om de kinderen te stimuleren een goed contact te onderhouden met beide ouders. Voorkomen moet worden dat de kinderen uit huis geplaatst dienen te worden bij de vrouw.
Toevertrouwing kinderen
4.2.5.
Gelet op de inhoud van de aan de rechtbank overgelegde stukken, het standpunt van JBRA en het standpunt van de Raad, is de rechtbank van oordeel dat de kinderen van partijen aan de vrouw dienen te worden toevertrouwd. In de afgelopen maanden is gebleken dat de man geen ruimte heeft om de vrouw een substantieel deel te laten uitmaken van het leven van de kinderen, de man niet echt open staat voor de geboden hulpverlening en hij de kinderen betrekt in de strijd van partijen. Dit levert voor de kinderen een onveilige situatie op. Hierdoor komt de rechtbank tot de conclusie dat een voortzetting van de eerder door de rechtbank bij beschikking van 12 mei 2020 uitgesproken voorzieningen niet in het belang is van de kinderen van partijen. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw met betrekking tot de toevertrouwing van de kinderen dan ook toewijzen.
Gebruik echtelijke woning
4.2.6.
Nu de rechtbank het in het belang acht van de kinderen dat zij in de echtelijke woning kunnen blijven wonen en partijen niet hebben aangevoerd dat zij dit anders zien, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw ten aanzien van het gebruiksrecht van de echtelijke woning eveneens toewijzen.
Kinderbijdrage
4.2.7.
Gelet op het feit dat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat beide partijen op dit moment een bijstandsuitkering ontvangen, zal de rechtbank geen kinderbijdrage vaststellen nu dit slechts zal leiden tot het rondpompen van collectieve middelen. De rechtbank het verzoek van de vrouw ten aanzien van de kinderbijdrage dan ook afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat de minderjarige kinderen van partijen,
[minderjarige 1] , [minderjarige 2]en
[minderjarige 3]met onmiddellijke ingang aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
- bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] het bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.A. Marchal, griffier, op 9 december 2020.