Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
[medewerker Omnicom] van Omnicom met mr. Van Woudenberg;
[medewerker Cosmosmedia] van Cosmosmedia met mr. Graal.
Cosmosmedia heeft mr. J. den Hoed (cassatieadvocaat), van wie zij ook een opinie in het geding heeft gebracht, als informant meegenomen.
Na verder debat is vonnis bepaald op 9 november 2020 waarbij partijen tot 2 november 2020 in de gelegenheid zijn gesteld hun geschil in onderling overleg op te lossen. Bij e-mail van 3 november 2020 van mr. Van Woudenberg is de voorzieningenrechter ervan in kennis gesteld dat zij hierin niet zijn geslaagd en is vonnis gevraagd.
2. De feiten
feeop grond van artikel 2.2 van de samenwerkingsovereenkomst. Omnicom vorderde in reconventie – kort gezegd – de samenwerkingsovereenkomst ontbonden te verklaren.
3.Het geschil
primairCosmosmedia te bevelen de tenuitvoerlegging van het arrest van 15 september 2020 te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom;
subsidiairde uitvoerbaarheid bij voorraad van dit arrest te schorsen totdat de Hoge Raad het arrest heeft bekrachtigd ofwel totdat na vernietiging van het arrest anderszins een onherroepelijke uitspraak tot stand is gekomen;
meer subsidiairom aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad alsnog de voorwaarde te verbinden dat Cosmosmedia ten gunste van Omnicom zekerheid stelt voor
€ 1.772.055,88, in de vorm van een bankgarantie of anderszins;
alles met veroordeling van Cosmosmedia in de kosten van dit geding.
feeaan Cosmosmedia te voldoen omdat Cosmosmedia tekortschoot in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de artikelen 2.2 en 2.3 van de overeenkomst. Het gerechtshof komt nu tot het oordeel dat Omnicom zelf vanaf 2014 in verzuim was. Op grond van een belangenafweging moet de executie van het arrest van het gerechtshof worden gestaakt. Het belang van Omnicom bij behoud van de bestaande toestand weegt zwaarder dan het belang van Cosmosmedia bij de tenuitvoerlegging van het arrest. Ter toelichting voert Omnicom aan dat Cosmosmedia in april 2020 haar bedrijfsactiviteiten heeft verkocht aan Havas Media. Sindsdien is zij niet meer actief als zelfstandig mediabureau. Uit het handelsregister volgt dat Cosmosmedia alleen nog maar actief is als financiële holding/houdstermaatschappij. Omdat zij verder geen activiteiten heeft en dus geen inkomsten verwerft, brengt dit voor Omnicom een aanzienlijk groter restitutierisico met zich mee. Niets weerhoudt Cosmosmedia ervan om het door Omnicom te betalen bedrag uit Cosmosmedia te laten vloeien, bijvoorbeeld door het uitkeren van dividend. Cosmosmedia biedt dan geen verhaal meer, mocht Omnicom alsnog in het gelijk worden gesteld. Ook heeft Cosmosmedia geen concreet belang bij invordering van het bedrag omdat zij dit niet nodig heeft voor haar bedrijfsvoering. In de media heeft zij verklaard dat het bedrag aan de algemene reserves zal worden toegevoegd en dat een gedeelte aan een goed doel zal worden geschonken. Omnicom is weliswaar wereldwijd een grote onderneming, maar een bedrag van meer dan 1,7 miljoen euro (dat moet worden betaald door de Nederlandse tak) is ook voor haar begrippen zeer aanzienlijk.
Verder heeft Omnicom aangevoerd dat het arrest van het gerechtshof kennelijke misslagen bevat. Ook dit vormt een reden voor staking van de executie. Het gerechtshof heeft ten onrechte geoordeeld dat Omnicom zelf in verzuim was. De eerste misslag bestaat eruit dat het gerechtshof Omnicom ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om overeenkomstig haar bewijsaanbod (nader) bewijs te leveren van haar stelling dat zij Cosmosmedia voldoende concreet ‘overige werkzaamheden’ (backofficewerk voor klanten van Omnicom) heeft aangeboden. Het gerechtshof heeft dit bewijsaanbod blijkbaar over het hoofd gezien, nu daar in het arrest geen enkele overweging aan wordt gewijd. Dat Omnicom dit bewijsaanbod heeft gedaan blijkt uit een nadere akte van 30 maart 2016 die zij in de bodemprocedure heeft ingebracht. In de tweede plaats neemt het gerechtshof ten onrechte tot uitgangspunt dat Omnicom niet heeft willen meewerken aan een deskundigenonderzoek naar het aantal Fte dat bij Cosmosmedia de uitbestede backofficewerkzaamheden verrichtte, terwijl uit het vonnis van de rechtbank blijkt dat Omnicom daaraan wèl heeft meegewerkt. Omnicom verwijst hiervoor naar r.o. 5.22 van het vonnis van 21 september 2016.
Het arrest van het gerechtshof is in het licht van de feiten en stellingen van partijen niet onjuist of onbegrijpelijk. Het bevat geen evidente fouten of misslagen. Wat Omnicom in dit kort geding doet is het instellen van een verkapt appel. Omnicom heeft bij het gerechtshof geen verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Evenmin heeft zij verzocht hieraan een zekerheidsstelling te verbinden.
Het is juist dat Cosmosmedia haar activiteiten heeft verkocht, maar daar stond een koopsom tegenover. In de komende jaren ontvangt zij nog een aanvulling hierop, omdat sprake was van een zogenoemde
earn-outregeling. Omdat Cosmosmedia geen activiteiten meer uitvoert is het bedrijfsrisico dat zij liep geëlimineerd. Cosmosmedia heeft geen schulden van betekenis. Het restitutierisico is daarom eerder verkleind dan vergroot. Dat zij thans als financiële holding te boek staat, maakt evenmin dat het restitutierisico groter is. Hetzelfde geldt voor de statutenwijziging en de naamswijziging. Gesteld noch gebleken is dat er verder een concrete aanleiding zou zijn om te twijfelen aan de continuïteit van Cosmosmedia of aan haar solvabiliteit. Een concreet belang bij invordering van het bedrag hoeft Cosmosmedia niet aan te tonen.
4.De beoordeling
Dit betekent dat tot uitgangspunt dient dat een veroordeling hangende een hogere voorziening uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.Verder volgt uit het arrest van de Hoge Raad dat de kans van slagen van het tegen de beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing moet blijven, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.