ECLI:NL:RBAMS:2020:6290
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding ex artikel 533 en toekenning vergoeding ex artikel 530 Wetboek van Strafvordering
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 20 november 2020, zijn twee verzoeken van de verzoeker behandeld, die voortvloeien uit zijn eerdere aanhouding en inverzekeringstelling op verdenking van brandstofdiefstal. Het verzoekschrift, dat op 17 juni 2020 is ingediend, betreft een schadevergoeding van € 105,- voor geleden schade door de ondergane verzekering en een vergoeding van € 280,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie heeft zich verzet tegen de toekenning van de schadevergoeding, stellende dat de zaak is geëindigd met een beleidssepot en dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een vergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoeker op 24 maart 2020 onvoorwaardelijk is geseponeerd, wat betekent dat verzoeker recht heeft op een vergoeding op basis van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelt dat er geen gronden van billijkheid zijn voor het toekennen van de schadevergoeding van € 105,-, omdat verzoeker zelf heeft erkend betrokken te zijn bij de brandstofdiefstallen. Echter, voor de kosten van het opstellen van het verzoekschrift wordt de standaardvergoeding van € 280,- toegewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de verzoeker als de officier van justitie.