ECLI:NL:RBAMS:2020:6373

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
8869571 KK EXPL 20-764
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling na functieverval

In deze zaak vorderde de werkneemster, eiseres, wedertewerkstelling bij haar werkgever, Becis B.V., nadat zij was vrijgesteld van haar werkzaamheden door het vervallen van haar functie als Talentmanager vanwege een reorganisatie. De kantonrechter oordeelde dat de vrijstelling van werkzaamheden niet gerechtvaardigd was, omdat er geen redelijke grond was voor deze maatregel. De eiseres was sinds 4 februari 2019 in dienst bij Becis en had altijd goede beoordelingen ontvangen. De reorganisatie die leidde tot het vervallen van haar functie was niet eerder met haar besproken, en er was geen bewijs dat Becis had gekeken naar een andere passende functie voor haar. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet zomaar een werknemer op non-actief kan stellen zonder goede reden, vooral niet als er nog geen ontslagvergunning was afgegeven door het UWV. De vordering tot wedertewerkstelling werd toegewezen, evenals de vordering tot toegang tot de telefoon, account en laptop van eiseres. De vordering tot het starten van een mediationtraject en het instellen van een ondernemingsraad werd afgewezen, omdat deze niet relevant waren voor de huidige situatie. De kantonrechter legde een dwangsom op voor het geval Becis niet aan de veroordelingen voldeed, en de proceskosten werden aan Becis opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht - team kanton
zaaknummer: 8869571 KK EXPL 20-764
vonnis van: 18 december 2020
func.: 33623/245

Vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiseres, nader te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M. Koudstaal,
t e g e n

de besloten vennootschap BECIS B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
gedaagde, nader te noemen: Becis,
gemachtigde: mr. D.M. van Daalen.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 16 november 2020 met producties heeft [eiseres] een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 10 december 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben op voorhand (aanvullende) stukken in het geding gebracht. [eiseres] is verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Namens Becis zijn [naam 1] en [naam 2] verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities.
Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
Met ingang van 4 februari 2019 is [eiseres] voor onbepaalde tijd bij Becis in dienst getreden in de functie van ‘Talentmanager’. Zij is werkzaam voor 28 uur per week tegen een salaris van € 2.954,00 bruto per maand.
1.2.
[eiseres] heeft altijd goede beoordelingen gehad, voor het laatst op 12 maart 2020.
1.3.
Op 26 oktober 2020 is door het MT van Becis de beslissing genomen om tot een ander managementmodel over te gaan. In dit nieuwe managementmodel komt de functie van Talentmanager te vervallen.
1.4.
Op 30 oktober 2020 heeft Becis een ontslagvergunning voor [eiseres] bij het UWV aangevraagd.
1.5.
Op 2 november 2020 is [eiseres] uitgenodigd voor een gesprek dat op 3 november 2020 heeft plaatsgevonden. Daarbij is haar verteld dat haar functie per direct was komen te vervallen en wordt vervangen door de functie Teamleider Advies.
1.6.
[eiseres] is per direct met behoud van salaris vrijgesteld van het verrichten van haar werkzaamheden.
1.7.
[eiseres] voert verweer in de procedure voor het UWV. Daar is nog geen beslissing genomen.

Vordering

2. [eiseres] vordert dat Becis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden om:
2.1.
[eiseres] met onmiddellijke ingang, althans binnen één dag na dit vonnis, weder te werk te stellen bij Becis op een wijze dat zij ongehinderd haar gebruikelijke werkzaamheden kan verrichten in overeenstemming met de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst;
2.2.
het gebruikelijke loon aan [eiseres] te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd;
2.3.
de telefoon, de account en de laptop van [eiseres] die door Becis aan haar ter beschikking zijn gesteld voor privé en zakelijk gebruik, weer toegankelijk te maken binnen 24 uur na betekening van dit vonnis;
2.4.
onmiddellijk een mediationtraject in te gaan met als doel de arbeidsverhoudingen weer te herstellen en in goed overleg tot een goede invulling van de functie te komen onder de bepaling dat de aan de mediation verbonden kosten voor rekening van Becis komen;
2.5.
een Ondernemingsraad in te stellen en in stand te houden, een voorlopig of definitief reglement van de Ondernemingsraad vast te stellen, de kandidaatstelling voor en verkiezing van de leden van de Ondernemingsraad te gelasten, alsmede het (laten) bekend maken van agenda’s en verslagen van de vergaderingen binnen vier weken na betekening van dit vonnis;
2.6.
een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag althans dagdeel dat Becis niet voldoet aan het hiervoor gevorderde, althans niet de benodigde medewerking verleent aan de mediation;
2.7.
aan [eiseres] te betalen € 907,50 aan buitengerechtelijke kosten;
2.8.
de proceskosten te betalen.
3. [eiseres] legt aan haar vordering samengevat ten grondslag, dat Becis jegens haar onrechtmatig handelt door haar zonder goede grond niet tot het werk toe te laten. Dit is in strijd met goed werkgeverschap, als bedoeld in artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [eiseres] heeft haar werkzaamheden altijd naar volle tevredenheid verricht. Dat het UWV een ontslagvergunning zal verlenen is allerminst zeker.
4. De organisatorische veranderingen zijn niet eerder met [eiseres] besproken. Zij kan de functie Teamleider Advies, die grotendeels uit haar taken bestaat, goed vervullen, zeker na enige scholing. Het bevreemdt [eiseres] daarbij dat zij voor de nieuw te creëren functie van Teamleider Advies niet in aanmerking zou komen, terwijl haar junior collega [naam 3] de functie nu feitelijk vervult, terwijl zij nota bene lager is gekwalificeerd dan [eiseres] en veel korter in dienst is.
5. Voorts stelt [eiseres] dat de gronden die aan de ontslagaanvraag bij het UWV zijn gelegd ongeldig zijn. De reorganisatie is niet noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering. Daarnaast heeft Becis ook niet aannemelijk gemaakt dat [eiseres] voor ontslag in aanmerking komt; er wordt niet voldaan aan het afspiegelingsbeginsel. Bovendien is binnen de organisatie niet gekeken naar een andere passende functie voor [eiseres] .

Verweer

6. Becis voert verweer dat, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde zal komen.

Beoordeling

7. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Wedertewerkstelling
8. In dit kort geding ligt allereerst de vraag voor of de maatregel van ‘vrijstelling van werkzaamheden’ van [eiseres] , zoals Becis deze met ingang van 3 november 2020 heeft getroffen, in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd was. De kantonrechter acht dat niet het geval. Zij overweegt daartoe het volgende.
9. Tussen partijen staat vast [eiseres] op 3 november 2020 zonder eerder overleg en per direct is vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden, hetgeen voor haar een zeer ingrijpende maatregel is. Van een goed werkgever mag worden verlangd dat, gelet op het grote belang van de werknemer om de bedongen arbeid te kunnen blijven verrichten, een werknemer slechts tegen diens wil slechts de mogelijkheid om de overeengekomen arbeid te verrichten wordt onthouden, als daarvoor een redelijke en voldoende zwaarwegende grond aanwezig is. Het enkele feit dat de werkgever wil reorganiseren, is in elk geval onvoldoende.
10. Becis heeft in dit verband aangevoerd dat de functie van [eiseres] inhoudsloos is geworden, omdat deze door de reorganisatie is komen te vervallen. Dat impliceert echter niet dat Becis gerechtigd is [eiseres] op non-actief te zetten, zeker niet nu het UWV voor [eiseres] nog geen ontslagvergunning heeft afgegeven.
11. Het goed werkgeverschap brengt mee dat de werknemer, in een situatie waarin zijn functie volgens de werkgever is komen te vervallen en er nog naar een andere passende functie, intern dan wel extern, moet worden gezocht, de verdere ontwikkelingen in beginsel mag afwachten vanuit een werkende situatie. Becis stelt wel dat zij intern onderzoek heeft gedaan naar een passende functie voor [eiseres] en er geen heeft gevonden, maar niet in geschil is dat Becis [eiseres] hier in het geheel niet bij heeft betrokken. En mede gelet op het feit dat voor een jongere en minder gekwalificeerde collega van [eiseres] , [naam 3] , wel een (tijdelijke) oplossing is gevonden, acht de kantonrechter het moeilijk voorstelbaar dat Becis tot het regelmatig einde van het dienstverband niet ook een(zelfde) tijdelijke oplossing kan vinden voor [eiseres] , temeer nu de drie nieuwe functies nog niet definitief zijn vervuld. Dat zulks niet van Becis kan worden gevergd, is door haar in het geheel niet onderbouwd.
12. De slotsom is dan ook dat de eenzijdig opgelegde maatregel van Becis om [eiseres] per 3 november 2020 vrij te stellen van werkzaamheden in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd was. De vordering tot wedertewerkstelling is daarmee toewijsbaar.
Weliswaar heeft [eiseres] gevorderd te worden toegelaten tot haar gebruikelijke werkzaamheden, welke aldus zouden zijn vervallen, maar dit staat naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de toewijzing van haar vordering in de weg. Partijen dienen in overleg te treden over de wijze waarop [eiseres] haar werkzaamheden in de nieuwe organisatiestructuur kan inpassen, althans hoe zij – eventueel met scholing – op de nieuwe functie van Teamleider Advies kan worden ingezet, dan wel een andere passende functie kan gaan bekleden.
Vordering tot loonbetaling
13. [eiseres] heeft doorbetaling van het gebruikelijke loon gevorderd. Gesteld noch gebleken is dat Becis het loon van [eiseres] niet betaalt. Becis heeft ter zitting ook aangegeven het loon te zullen voldoen tot aan het einde van het dienstverband. [eiseres] heeft dan ook geen belang bij deze vordering.
Vordering tot toegang tot de telefoon, de account en de laptop
14. Nu de vordering tot wedertewerkstelling wordt toegewezen, ligt het voor de hand om [eiseres] ook toegang te verlenen tot de telefoon, de account en de laptop die aan haar zijn verschaft door Becis. Becis heeft hier ook geen separaat verweer tegen gevoerd. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen.
Vordering tot een mediationtraject
15. De vordering van [eiseres] tot veroordeling van Becis tot het starten van een mediationtraject is niet toewijsbaar. Zoals Becis onweersproken heeft aangevoerd is mediation altijd op basis van vrijwilligheid. Becis kan hiertoe niet veroordeeld worden.
Vordering tot het instellen van een Ondernemingsraad
16. Becis erkent dat zij een groeiende organisatie is en meer dan vijftig werknemers in dienst heeft, maar dat zij (nog) geen ondernemingsraad heeft ingesteld. Het organiseren van OR-verkiezingen zal op termijn deel gaan uitmaken van de professionalisering van Becis. Op dit moment heeft [eiseres] echter geen belang bij deze vordering. Niet valt in te zien wat het bestaan van een ondernemingsraad nu nog toevoegt aan haar geschil met Becis. Deze vordering zal worden afgewezen.
Dwangsom
17. Op de toewijsbare vorderingen zal een dwangsom worden gesteld als gevorderd. De dwangsom wordt gemaximeerd tot € 100.000,00.
Buitengerechtelijke kosten
18. De vordering van [eiseres] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Weliswaar heeft zij een factuur overgelegd van gemaakte kosten van rechtsbijstand, maar uit deze factuur valt niet af te leiden of er werkzaamheden verricht zijn die voor vergoeding in aanmerking komen op grond van artikel 6:96 BW, ofwel dat dit kosten zijn ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak. Die laatste categorie kosten vallen niet onder buitengerechtelijke kosten, maar worden meegenomen in de proceskosten (art 241 Rv).
Proceskosten
19. Becis dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt Becis om [eiseres] binnen 1 dag na betekening van dit vonnis weder te werk te stellen bij Becis op een wijze dat zij ongehinderd haar gebruikelijke werkzaamheden kan verrichten in overeenstemming met de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst;
veroordeelt Becis om de telefoon, de account en de laptop van [eiseres] , die door Becis aan haar ter beschikking zijn gesteld voor privé en zakelijk gebruik, weer toegankelijk te maken voor [eiseres] binnen 1 dag na betekening van dit vonnis;
bepaalt dat als Becis niet aan de veroordelingen onder I. en II. voldoet, zij een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 per dag, althans dagdeel, met een maximum van € 100.000,00;
veroordeelt Becis in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
- exploot € 106,46
- salaris € 480,00
- griffierecht € 83,00 +
-----------------
totaal € 669,46
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Becis in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat Becis niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.