Beoordeling
7. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
8. In dit kort geding ligt allereerst de vraag voor of de maatregel van ‘vrijstelling van werkzaamheden’ van [eiseres] , zoals Becis deze met ingang van 3 november 2020 heeft getroffen, in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd was. De kantonrechter acht dat niet het geval. Zij overweegt daartoe het volgende.
9. Tussen partijen staat vast [eiseres] op 3 november 2020 zonder eerder overleg en per direct is vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden, hetgeen voor haar een zeer ingrijpende maatregel is. Van een goed werkgever mag worden verlangd dat, gelet op het grote belang van de werknemer om de bedongen arbeid te kunnen blijven verrichten, een werknemer slechts tegen diens wil slechts de mogelijkheid om de overeengekomen arbeid te verrichten wordt onthouden, als daarvoor een redelijke en voldoende zwaarwegende grond aanwezig is. Het enkele feit dat de werkgever wil reorganiseren, is in elk geval onvoldoende.
10. Becis heeft in dit verband aangevoerd dat de functie van [eiseres] inhoudsloos is geworden, omdat deze door de reorganisatie is komen te vervallen. Dat impliceert echter niet dat Becis gerechtigd is [eiseres] op non-actief te zetten, zeker niet nu het UWV voor [eiseres] nog geen ontslagvergunning heeft afgegeven.
11. Het goed werkgeverschap brengt mee dat de werknemer, in een situatie waarin zijn functie volgens de werkgever is komen te vervallen en er nog naar een andere passende functie, intern dan wel extern, moet worden gezocht, de verdere ontwikkelingen in beginsel mag afwachten vanuit een werkende situatie. Becis stelt wel dat zij intern onderzoek heeft gedaan naar een passende functie voor [eiseres] en er geen heeft gevonden, maar niet in geschil is dat Becis [eiseres] hier in het geheel niet bij heeft betrokken. En mede gelet op het feit dat voor een jongere en minder gekwalificeerde collega van [eiseres] , [naam 3] , wel een (tijdelijke) oplossing is gevonden, acht de kantonrechter het moeilijk voorstelbaar dat Becis tot het regelmatig einde van het dienstverband niet ook een(zelfde) tijdelijke oplossing kan vinden voor [eiseres] , temeer nu de drie nieuwe functies nog niet definitief zijn vervuld. Dat zulks niet van Becis kan worden gevergd, is door haar in het geheel niet onderbouwd.
12. De slotsom is dan ook dat de eenzijdig opgelegde maatregel van Becis om [eiseres] per 3 november 2020 vrij te stellen van werkzaamheden in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd was. De vordering tot wedertewerkstelling is daarmee toewijsbaar.
Weliswaar heeft [eiseres] gevorderd te worden toegelaten tot haar gebruikelijke werkzaamheden, welke aldus zouden zijn vervallen, maar dit staat naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de toewijzing van haar vordering in de weg. Partijen dienen in overleg te treden over de wijze waarop [eiseres] haar werkzaamheden in de nieuwe organisatiestructuur kan inpassen, althans hoe zij – eventueel met scholing – op de nieuwe functie van Teamleider Advies kan worden ingezet, dan wel een andere passende functie kan gaan bekleden.
Vordering tot loonbetaling
13. [eiseres] heeft doorbetaling van het gebruikelijke loon gevorderd. Gesteld noch gebleken is dat Becis het loon van [eiseres] niet betaalt. Becis heeft ter zitting ook aangegeven het loon te zullen voldoen tot aan het einde van het dienstverband. [eiseres] heeft dan ook geen belang bij deze vordering.
Vordering tot toegang tot de telefoon, de account en de laptop
14. Nu de vordering tot wedertewerkstelling wordt toegewezen, ligt het voor de hand om [eiseres] ook toegang te verlenen tot de telefoon, de account en de laptop die aan haar zijn verschaft door Becis. Becis heeft hier ook geen separaat verweer tegen gevoerd. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen.
Vordering tot een mediationtraject
15. De vordering van [eiseres] tot veroordeling van Becis tot het starten van een mediationtraject is niet toewijsbaar. Zoals Becis onweersproken heeft aangevoerd is mediation altijd op basis van vrijwilligheid. Becis kan hiertoe niet veroordeeld worden.
Vordering tot het instellen van een Ondernemingsraad
16. Becis erkent dat zij een groeiende organisatie is en meer dan vijftig werknemers in dienst heeft, maar dat zij (nog) geen ondernemingsraad heeft ingesteld. Het organiseren van OR-verkiezingen zal op termijn deel gaan uitmaken van de professionalisering van Becis. Op dit moment heeft [eiseres] echter geen belang bij deze vordering. Niet valt in te zien wat het bestaan van een ondernemingsraad nu nog toevoegt aan haar geschil met Becis. Deze vordering zal worden afgewezen.
17. Op de toewijsbare vorderingen zal een dwangsom worden gesteld als gevorderd. De dwangsom wordt gemaximeerd tot € 100.000,00.
Buitengerechtelijke kosten
18. De vordering van [eiseres] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Weliswaar heeft zij een factuur overgelegd van gemaakte kosten van rechtsbijstand, maar uit deze factuur valt niet af te leiden of er werkzaamheden verricht zijn die voor vergoeding in aanmerking komen op grond van artikel 6:96 BW, ofwel dat dit kosten zijn ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak. Die laatste categorie kosten vallen niet onder buitengerechtelijke kosten, maar worden meegenomen in de proceskosten (art 241 Rv).
19. Becis dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.