7.3Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op 5 december 2019 zijn echtgenote en moeder van zijn kinderen, [slachtoffer] , met meerdere messteken om het leven gebracht. De kinderen van verdachte en het slachtoffer, [zoon 1] ( [zoon 1] , destijds vijftien jaar oud) en [zoon 2] ( [zoon 2] , destijds zes jaar oud), hebben moeten zien hoe hun vader op hun moeder instak. [zoon 1] en [zoon 2] probeerden te voorkomen dat hun moeder zou worden doodgestoken. Zij hebben een fatale afloop niet kunnen voorkomen.
De oudste zoon, [zoon 1] , heeft ter terechtzitting gebruik gemaakt van zijn spreekrecht. Daarin bracht hij het grote verdriet en het gemis van hun moeder onder woorden. Het belangrijkste in zijn leven, zijn moeder, is hem afgenomen door zijn vader. Hierdoor hebben [zoon 1] zelf en zijn jongere broer [zoon 2] van de ene op de andere dag geen vader én geen moeder meer.
Namens de jongste zoon, [zoon 2] , heeft bijzonder curator de heer S.J. van der Woude gebruik gemaakt van het spreekrecht. Van der Woude heeft tot uitdrukking proberen te brengen wat het voor een kind, van destijds zes jaar oud, betekent om op te groeien zonder zijn vader en moeder.
Verder heeft klinisch psycholoog en psychotraumatherapeut N. Schlattmann in januari 2020 een verslag opgemaakt, waarin de psychische gevolgen van deze gebeurtenis voor [zoon 1] en [zoon 2] staan beschreven. Bij [zoon 1] is een Post Traumatische Stress Stoornis (hierna: PTSS) vastgesteld. [zoon 1] heeft PTSS-kenmerken, zoals herbelevingen, vermijding en verhoogde prikkelbaarheid, ontwikkeld in de weken volgend op de gebeurtenis. Ter verwerking van de traumatische gebeurtenis heeft [zoon 1] EMDR-behandeling gekregen. [zoon 1] ervaart intense boosheid tegenover zijn vader. Tegenover zijn moeder heeft hij schuldgevoelens, omdat hij haar niet heeft kunnen redden. Het valt [zoon 1] zwaar dat hij zich verantwoordelijk voelt voor zijn jongere broer [zoon 2] . Hij maakt zich zorgen over hun onzekere toekomst. Bij [zoon 2] is geen PTSS vastgesteld. Hij heeft wel vermijdingsgedrag laten zien. Ter verwerking van het trauma heeft [zoon 2] vanwege zijn jonge leeftijd traumatherapie gekregen in spelvorm. Zijn vermijdingsgedrag zou zich in de toekomst tot PTSS kunnen ontwikkelen. De psycholoog heeft verder aangegeven dat voor beide jongens geldt dat het zeer aannemelijk is dat zoiets traumatisch als je moeder verliezen (en voor je ogen zien sterven) door toedoen van je vader en ook daarmee je vader verliezen in alle verschillende levensfasen opnieuw zal kunnen leiden tot klachten.
Raadsvrouw I.N. Güçlü heeft het spreekrecht uitgeoefend namens de ouders van het overleden slachtoffer, de heer [vader slachtoffer] en mevrouw [moeder slachtoffer] . De raadsvrouw heeft toegelicht dat de ouders in een brief in de Turkse taal hebben beschreven wat het verlies van hun dochter voor hen betekent. De heer [vader slachtoffer] heeft beschreven dat zijn angst, dat hij zijn dochter niet heeft kunnen beschermen, is uitgekomen. Hij maakt zich zorgen over en voelt zich verantwoordelijk voor de toekomst van zijn kleinkinderen, [zoon 1] en [zoon 2] . Mevrouw [moeder slachtoffer] heeft beschreven dat zij het liefst samen met haar dochter het graf in was gegaan.
Ook alle anderen met wie het slachtoffer een band had, dragen dit verlies mee. Dat verlies kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Dit soort misdrijven roepen ook in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op.
Uit de onder 6.3 genoemde Pro Justitia rapportage maakt de rechtbank het volgende op.
In de toekomst van verdachte worden problemen verwacht die te maken hebben met de leefomstandigheden van verdachte. Verdachte heeft geen werk en huisvesting en een ondersteunend netwerk, waarop verdachte kan terugvallen, ontbreekt. De relatie met zijn oudste zoon [zoon 1] is ernstig verstoord. Verwacht wordt dat verdachte in de toekomst moeilijk om zal kunnen gaan met stress die zijn leefomstandigheden mee kunnen brengen.
Onder invloed van een psychose bestaat een verhoogde kans dat verdachte tegen zichzelf of anderen geweld zal gebruiken. Een langdurige behandeling binnen een stevig behandelkader, gericht op motiveren voor en inzetten van medicamenteuze behandeling en psycho-educatie, is noodzakelijk om de kans op recidive te verminderen. Vanwege de bij verdachte vastgestelde psychotische stoornis zal deze behandeling lange tijd moeten plaatsvinden in de beveiligde setting van een tbs-kliniek. Voordat de behandeling binnen een dergelijke setting gericht zal zijn op resocialisatie, zal eerst worden gewerkt aan stabilisatie van de problematiek van verdachte. Uiteindelijk zal worden toegewerkt naar het verkrijgen van een geschikte woonplek en dagbesteding. Verdachte is niet in staat zich langdurig te houden aan voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke straf of tbs-maatregel met voorwaarden. Behandeling in het kader van een zorgmachtiging is niet passend. Verdachte blijkt niet gemotiveerd voor behandeling.
Gelet op de duur en ernst van de problematiek, de noodzaak van langdurige behandeling, het veiligheidsaspect en de beperkte motivatie van verdachte om mee te werken aan een behandeling, wordt oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging geadviseerd.
Ter terechtzitting hebben de opstellers van de hierboven genoemde Pro Justitia rapportage, psycholoog A. Wiltvliet en psychiater C.J. Kerssens, hun advies toegelicht en benadrukt dat met oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging het meest geschikte behandelkader aan verdachte kan worden geboden. Reclassering Nederland heeft in een adviesrapport van 2 december 2020 gerapporteerd het daarmee eens te zijn.
Het is niet de eerste keer dat verdachte (onder invloed van zijn psychotische stoornis) geweld heeft gebruikt. Uit zijn strafblad blijkt onder andere dat hij in 1999 onherroepelijk werd veroordeeld voor poging tot doodslag. Aan verdachte werd toen bij arrest van het gerechtshof Amsterdam een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd. Deze maatregel is eenmaal met één jaar verlengd geweest.
Motivering straf en maatregel
De voorwaarden voor oplegging van een tbs-maatregel staan in artikel 37a Sr. Eén van die voorwaarden is dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. Daarnaast is vereist dat de rechter beschikt over een advies van minimaal twee gedragsdeskundigen met een verschillende achtergrond, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht (artikel 37 lid 2 Sr). Ook moet op het gepleegde misdrijf een gevangenisstraf van vier jaar of meer staan en moet sprake zijn van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Als sprake is van groot herhalingsgevaar kan de rechtbank bepalen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr).
De rechtbank is op basis van de behandeling ter terechtzitting en de inhoud van de Pro Justitia rapportage overtuigd geraakt van de noodzaak van langdurige behandeling, zodat de kans op recidive zou kunnen verminderen. Gebleken is dat verdachte onder invloed van de bij hem vastgestelde psychotische stoornis een gevaar vormt voor anderen. Deze psychotische stoornis bestond ten tijde van het ten laste gelegde. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van feit, het hoge recidiverisico, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging eisen. Bovendien staat op de bewezenverklaarde doodslag een gevangenisstraf van vier jaar of meer. De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
Doodslag is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Op grond van artikel 38e Sr kan de tbs-maatregel daarom langer duren dan vier jaar.
Daarnaast vindt de rechtbank dat, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde doodslag en de ingrijpende gevolgen voor de nabestaanden, niet anders kan worden gereageerd dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Normaliter zou de rechtbank in een geval als dit een (zeer) lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank beschouwt verdachte echter als sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Dat in aanmerking genomen vindt de rechtbank een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, passend.
Vanwege de noodzaak van behandeling en de te verwachten lange duur van de behandeling adviseert de rechtbank, op grond van artikel 37b lid 2 Sr, de Minister de tbs-maatregel met dwangverpleging aan te laten vangen na het uitzitten van twee jaar van de opgelegde gevangenisstraf.