In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam, hebben verzoekers, wonende te Diemen, bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Diemen. Dit besluit, genomen op 26 november 2020, hield in dat verzoekers een last onder bestuursdwang opgelegd kregen, waarbij hen werd opgedragen hun woning te sluiten vanwege de vondst van een grote hoeveelheid harddrugs en een vuurwapen op 22 september 2020. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening en een ordemaatregel te treffen, omdat zij van mening waren dat het bestreden besluit niet kon worden gehandhaafd tot de behandeling van hun verzoek om voorlopige voorziening op 17 december 2020.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een aanzienlijk tijdsverloop was tussen de vondst van de drugs en het wapen en de datum waarop de last onder bestuursdwang werd opgelegd. De rechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had onderbouwd waarom het besluit niet geschorst kon worden tot de zitting van de voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de ordemaatregel toe te wijzen, wat betekent dat het bestreden besluit werd geschorst tot de zitting op 17 december 2020. De voorzieningenrechter benadrukte dat deze beslissing geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening inhield en dat verdere beslissingen met betrekking tot het verzoek werden aangehouden.
De uitspraak werd gedaan door mr. L.H. Waller, in aanwezigheid van griffier mr. W. Niekel, en is op 2 december 2020 aan de partijen bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.