ECLI:NL:RBAMS:2020:702

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3231
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, woonachtig te Aalsmeer, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) te beëindigen. Dit besluit was genomen op 15 februari 2019, waarna het bezwaar van eiseres op 15 mei 2019 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft op 31 januari 2020 de zitting gehouden, waarbij eiseres aanwezig was en werd bijgestaan door een gemachtigde. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. E. Kok.

Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij volledig arbeidsongeschikt is door een zware depressie. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verzekeringsarts in een rapportage van 1 februari 2019 al beperkingen had aangenomen en een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) had opgesteld. De arbeidsdeskundige concludeerde dat eiseres met de geselecteerde functies 80,02% van haar laatstverdiende loon kon verdienen. Na het inbrengen van nadere medische informatie door eiseres, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer beperkingen aangenomen en op 29 april 2019 een nieuwe FML opgesteld, wat leidde tot het duiden van andere functies.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende rekening was gehouden met de medische informatie van eiseres en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom er geen sprake kon zijn van volledige arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die de rechtbank deed twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of teruggave van het griffiegeld. De uitspraak werd gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. N. van der Kroft.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3231

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

31 januari 2020 in de zaak tussen

[eiseres], te Aalsmeer, eiseres

en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. E. Kok).

Procesverloop

Met het besluit van 15 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd. Met het besluit van 15 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2020.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres voert aan dat zij volledig arbeidsongeschikt is door een zware depressie. De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts in verband hiermee in de rapportage van
1 februari 2019 reeds beperkingen heeft aangenomen en een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) heeft opgesteld. De arbeidsdeskundige heeft op 14 februari 2019 passende functies geselecteerd en geconcludeerd dat eiseres met deze functies 80,02% van haar laatstverdiende loon kon verdienen.
3. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft na kennisname van nadere medische informatie, ingebracht door eiseres, meer beperkingen aangenomen op fysiek en psychisch vlak. Hij heeft naar aanleiding hiervan op 29 april 2019 een nieuwe FML opgesteld. Dit heeft op 7 mei 2019 geleid tot het duiden van andere functies door de arbeidsdeskundige die passen bij de vastgestelde belastbaarheid. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat eiseres ook op basis van de nieuw geselecteerde functies meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen.
4. De rechtbank vindt dat er voldoende rekening is gehouden met de door eiseres in bezwaar ingebrachte medische informatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook voldoende gemotiveerd waarom er geen sprake kan zijn van volledige arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die de rechtbank doet twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
5. Voor een proceskostenveroordeling of teruggave van het griffiegeld bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft , griffier, op 31 januari 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.