ECLI:NL:RBAMS:2020:703
Rechtbank Amsterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bijstandsuitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N. Velthorst, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. H.H.J. ten Hoope. Eiseres had beroep ingesteld tegen twee besluiten van verweerder, waarbij haar bijstandsuitkering werd beëindigd en haar bezwaar tegen deze beëindiging niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit van 7 maart 2019, dat de bijstandsuitkering beëindigde, op de juiste wijze was verzonden. Eiseres had aangevoerd dat zij het besluit niet had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had aangetoond dat het besluit was verzonden naar het juiste adres. Hierdoor was het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het bezwaar tegen het tweede besluit, dat de aanvraag voor bijstandsuitkering niet in behandeling werd genomen, op goede gronden ongegrond was verklaard. Eiseres had niet de gevraagde gegevens aangeleverd, ondanks dat verweerder duidelijk had aangegeven welke gegevens nodig waren en de gevolgen van het niet aanleveren. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiseres dat het vertrouwensbeginsel was geschonden, omdat deze niet was onderbouwd. De rechtbank besloot de beroepen ongegrond te verklaren en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier.