ECLI:NL:RBAMS:2020:703

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2951
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging bijstandsuitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N. Velthorst, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. H.H.J. ten Hoope. Eiseres had beroep ingesteld tegen twee besluiten van verweerder, waarbij haar bijstandsuitkering werd beëindigd en haar bezwaar tegen deze beëindiging niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit van 7 maart 2019, dat de bijstandsuitkering beëindigde, op de juiste wijze was verzonden. Eiseres had aangevoerd dat zij het besluit niet had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had aangetoond dat het besluit was verzonden naar het juiste adres. Hierdoor was het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het bezwaar tegen het tweede besluit, dat de aanvraag voor bijstandsuitkering niet in behandeling werd genomen, op goede gronden ongegrond was verklaard. Eiseres had niet de gevraagde gegevens aangeleverd, ondanks dat verweerder duidelijk had aangegeven welke gegevens nodig waren en de gevolgen van het niet aanleveren. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiseres dat het vertrouwensbeginsel was geschonden, omdat deze niet was onderbouwd. De rechtbank besloot de beroepen ongegrond te verklaren en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 19/2951 en AMS 19/2950

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

31 januari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] te Amsterdam, eiseres,

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder,
(gemachtigde: mr. H.H.J. ten Hoope).

Procesverloop

Met het besluit van 7 maart 2019 (het primaire besluit I) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 19 maart 2019 beëindigd. Met het besluit van 20 mei 2019 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Met het besluit van 1 april 2019 (primaire besluit II) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een bijstandsuitkering niet in behandeling genomen. Met het besluit van
20 mei 2019 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten I en II.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2020.
Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Ten aanzien van de het beroep gericht tegen het bestreden besluit I is de rechtbank van oordeel dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het te laat is ingediend. Eiseres heeft aangevoerd dat zij het bestreden besluit niet heeft ontvangen. Verweerder heeft echter aangetoond dat het primaire besluit door middel van het registratiesysteem Socrates naar het postadres van de budgetbeheerder van eiseres is verzonden. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft dit verzendsysteem van verweerder in eerdere uitspraken akkoord bevonden (vergelijk de uitspraak van 8 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1364). De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder verzending van het besluit aannemelijk heeft gemaakt. Daarmee is het besluit op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Er zijn geen omstandigheden gebleken die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Het beroep is ongegrond.
3. Ten aanzien van het beroep gericht tegen het bestreden besluit II is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bezwaar op goede gronden ongegrond heeft verklaard. Verweerder heeft met de brief van 14 maart 2019 aangegeven welke gegevens eiseres moest aanleveren, op welke datum de gegevens moesten zijn ontvangen en welk gevolg aan het niet (tijdig) aanleveren van de gegevens zou kunnen worden verbonden. Eiseres heeft de ontvangst van deze brief niet bestreden. Vast staat dat eiseres de gevraagde gegevens niet heeft aangeleverd. Verweerder mocht op grond hiervan de aanvraag dan ook buiten behandeling stellen.
4. Eiseres heeft nog aangevoerd dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, maar heeft dit in het geheel niet onderbouwd. Deze beroepsgrond slaagt om die reden niet.
5. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft , griffier, op 31 januari 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.