9.4Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft in een periode van drie weken zeven jonge vrouwen op straat lastig gevallen en hen in de borsten of billen geknepen. Een aantal vrouwen heeft hij van achteren vastgepakt, hun mond en/of ogen bedekt en hen geprobeerd mee te trekken. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze vrouwen. Zijn handelen heeft veel impact gehad op het dagelijks leven van zes van de zeven slachtoffers en gevoelens van angst en onveiligheid bij hen veroorzaakt. Dit is gebleken uit de vorderingen van de benadeelde partijen en uit de verklaringen van een aantal slachtoffers. Dergelijke feiten zorgen ook in de maatschappij voor gevoelens van angst en onveiligheid.
In strafverzwarende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 25 november 2019, waaruit blijkt dat verdachte in 2016 is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden voor het plegen van een vernieling en twee bedreigingen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het Klinisch Multidisciplinair onderzoek Pro Justitia van
23 september 2020 en de stukken die betrekking hebben op de zorgmachtiging. Bij verdachte was in de periode waarin de bewezenverklaarde feiten werden begaan sprake van seksuele ontremming. Daarvan is ook in het verleden sprake geweest en verdachte is sinds 2016 enkele malen gedwongen opgenomen geweest en behandeld in verband met psychoses en de bij hem aanwezige psychiatrische problematiek.
Toerekeningsvatbaarheid
In het rapport wordt geadviseerd de feiten aan verdachte minimaal in verminderde mate toe te rekenen. De onderzoekers concluderen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Hiervan was sprake ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De seksuele ontremming die naar voren komt in de ten laste gelegde feiten hangt waarschijnlijk samen met een aanwezige psychische ontregeling in psychotische zin. Het is dan ook aannemelijk dat de pathologie van verdachte in zekere mate van invloed was op zijn gedrag. Het is waarschijnlijk dat zijn oordeel- en kritiekvermogen sterk was afgenomen.
De rechtbank neemt deze conclusies over, maakt die tot de hare en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank houdt hiermee rekening bij het bepalen van de straf.
Aanbevelingen met betrekking tot behandeling en het beperken van het risico op recidive
De onderzoekers concluderen dat het recidiverisico op seksueel geweld hoog is en vooral samenhangt met de mate van ontregeling die sneller naar voren zal komen bij inconsequent gebruik van anti-psychotische medicatie. Verdachte heeft een psychotische kwetsbaarheid waarbij zich, in perioden van spanning, psychotische ontregelingen kunnen voordoen. Ten tijde van zo’n episode kan hij waandenkbeelden ontwikkelen en achterdochtig en seksueel ontremd zijn. Op het moment dat hij adequaat wordt ingesteld op medicatie verdwijnen deze klachten nagenoeg naar de achtergrond, maar er is sprake van een beperkt ziekte-inzicht en blijvend probleembesef, waardoor toezicht op medicatie van belang is voor het kunnen beperken van het recidiverisico.
De onderzoekers stellen dat verdachte een forensisch psychiatrische behandeling nodig heeft met adequate behandeling van zijn psychotische problematiek. Verdachte wordt sinds zijn preventieve hechtenis medicamenteus behandeld met anti-psychotische medicatie met redelijk goed resultaat. De instelling hierop kan in een behandeltraject nog geoptimaliseerd worden. In deze behandeling dient ook aandacht te zijn voor psycho-educatie aangaande de impact van de stoornis op zijn leven en toekomstverwachtingen, zodat hij komt tot reële doelstellingen voor de toekomst. Daarnaast is het van belang dat er aandacht komt voor zijn relatievorming en zijn neiging tot idealiseren en zich verliezen in verliefdheidsrelaties. Op dit vlak dient extra aandacht te zijn voor eventuele cognitieve vertekeningen die middels cognitieve gedragstherapie mogelijk gereduceerd kunnen worden.
De onderzoekers adviseren te starten met een klinische behandeling op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) vanwege het nog beperkte ziekte-inzicht en het moeizaam tot een behandelrelatie komen. De verwachting is dat een klinisch behandeltraject niet langer hoeft te duren dan een half jaar met voortzetting van de behandeling in een ambulant kader met toewerken naar begeleid wonen. De onderzoekers vinden het kader van een voorwaardelijk strafdeel met als voorwaarde meewerken aan genoemde behandeling onder toezicht van de reclassering daartoe toereikend. Een lange proeftijd is wenselijk om toezicht te houden op het medicatiegebruik of de depot toediening.
De onderzoekers noemen een zorgmachtiging in het civiele kader als optie om ervoor te zorgen dat als verdachte zich onttrekt aan de behandeling en sprake is van psychotische ontregeling en zorgelijk gedrag, hem voldoende zorg kan worden geboden, zodat het risico van recidive voldoende gemanaged kan worden.
De rechtbank vindt het van groot belang dat verdachte wordt behandeld en dat deze behandeling begint in een forensisch kader en dat deze pas later in ambulante vorm plaatsvindt. Uit de rapportage blijkt namelijk dat verdachte zich in het verleden heeft onttrokken aan behandelingen en als hij zijn medicatie niet trouw neemt, seksueel ontremd gedrag vertoont. Ook is gebleken dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten zijn medicatie niet innam en geen contact onderhield met zijn behandelaar. Daarom volgt de rechtbank het hiervoor aangehaalde advies en zal zij verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan een opname en klinische behandeling op een FPA voor de duur van maximaal zes maanden en een daarop aansluitende ambulante behandeling, waarbij wordt toegewerkt naar begeleid wonen. Ook acht de rechtbank gedwongen hulpverlening aan de orde, als verdachte weigert mee te werken aan de plaatsing in de FPA of klinische behandeling en als eventuele aansluiting op het forensische deel. Om die reden is ook een zorgmachtiging verleend.
Gelet op de bevindingen in het onderzoek is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder behandeling opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de op grond van art. 14c Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Onttrekking aan het verkeer
De onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven iPhone die aan verdachte toebehoort, dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang, aangezien er onder andere dierenporno op is aangetroffen.