Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[plaats] .
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor verduistering. De vordering van de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat de veroordeelde had behaald uit zijn strafbare handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1967, als medewerker crediteuren bij Waternet geld heeft verduisterd door facturen aan te passen, waardoor in totaal € 1.484.156,70 op zijn rekening is gestort. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat de veroordeelde dit bedrag als wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen. De rechtbank heeft geen rekening gehouden met civiele vorderingen die door de verdediging zijn ingediend, omdat er geen bewijs was dat deze vorderingen waren voldaan. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling van het ontnomen bedrag aan de Staat opgelegd en de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal drie jaar. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. S. van Gerven.