ECLI:NL:RBAMS:2020:747

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
678400 / FA RK 20-111
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 16 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1996, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is. De officier van justitie had op 15 januari 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van de op 14 januari 2020 opgelegde crisismaatregel. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2020, die plaatsvond bij Arkin in Amsterdam, zijn de betrokkene, zijn raadsvrouw mr. N. Bevelander, en een arts, mevrouw M. de Wit, gehoord. De betrokkene heeft aangegeven euthanasie te willen, maar betwist dat hij lijdt aan een psychische aandoening. De raadsvrouw steunt de betrokkene in zijn standpunt en wijst erop dat hij bereid is om meer onderzoek te ondergaan.

De arts heeft echter verklaard dat de betrokkene lijdt aan een psychotisch toestandsbeeld en dat zijn doodsgedachten voortkomen uit een verstoorde waarneming van de realiteit. De arts heeft ook aangegeven dat de betrokkene suïcidale gedachten heeft en dat er een groot risico bestaat dat hij zichzelf iets aandoet. Gezien de ernst van de situatie en het gebrek aan ziekte-inzicht bij de betrokkene, is de rechtbank van oordeel dat de voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is.

De rechtbank heeft daarom besloten om de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen, die geldig is tot 7 februari 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter H.M. Patijn en is op 22 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13 / 678400 / FA RK 20/111
kenmerk: OMZ399321
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 16 januari 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1996,
wonende zonder vaste woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. N. Bevelander te Amsterdam.

1.Procesverloop

1.1
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 januari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 14 januari 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 14 januari 2020;
  • de medische verklaring d.d. 14 januari 2020;
- een uittreksel uit het curateleregister.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 januari 2020, bij Arkin, locatie TOA, Amsterdam.
1.3
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- raadsvrouw betrokkene, mr. N. Bevelander;
- arts, mevrouw M. de Wit
Van betrokkene is bekend dat hij de Nederlandse taal niet machtig is. Tijdens de mondelinge behandeling is gebruik gemaakt van een telefoontolk in de taal Litouws.

2.Beoordeling

2.1
Uit de overgelegde stukken, het gehouden verhoor en de verkregen inlichtingen, is het volgende gebleken.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat hij euthanasie wil. Betrokkene heeft de mogelijkheid tot euthanasie in diverse landen onderzocht waarna Nederland zijn voorkeur had en daar vervolgens naartoe is gegaan. Betrokkene is van mening dat bij hem geen sprake is van een psychische aandoening en twijfelt dan ook aan de gestelde diagnose. Het probleem zit wat hem betreft in wereldwijde corruptie, klimaatproblemen en angst voor terreur. Dit maakt dat betrokkene bang is voor de toekomst en deze gedachtegang is doorslaggevend voor zijn doodswens.
De raadsvrouw concludeert tot afwijzing van het onderhavige verzoek. Zij onderschrijft het standpunt van betrokkene en voert aan dat hij weloverwogen tot zijn besluit is gekomen. Niet vastgesteld is dat betrokkene een psychiatrische stoornis heeft. Betrokkene begrijpt dat meer onderzoek nodig is en de raadsvrouw benadrukt dat betrokkene bereid is om hieraan mee te werken.
De arts heeft tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat betrokkene zich via 112 heeft aangemeld voor euthanasie. Bij betrokkene is sprake van een psychotisch toestandsbeeld waarbij zijn doodsgedachte het gevolg is van een verstoorde waarneming van de realiteit. Hiervoor ontvangt hij antipsychotica. Aan betrokkene is het proces van euthanasie in Nederland uitgelegd en dat hij hiervoor waarschijnlijk niet in aanmerking komt. Betrokkene speelt met suïcidale gedachten wat maakt dat het gevaar blijft bestaan dat hij zichzelf van het leven zal beroven. Gelet op het eerdere tentamen suïcide wordt de kans hierop groot geacht en om deze reden is gedwongen opname noodzakelijk. De arts acht de voortzetting van de crisismaatregel doelmatig omdat, gelet op de onduidelijkheid die bestaat over de diagnose en de origine van het toestandsbeeld, meer diagnostiek noodzakelijk is. Voorts is bij betrokkene sprake van een gebrek aan ziekte-inzicht wat maakt dat hij niet open staat voor behandeling om zijn overtuiging te veranderen. Onderzocht wordt op welke termijn repatriëring van betrokkene mogelijk is. Hierover kan op dit moment nog geen duidelijkheid worden verschaft.
Ten aanzien van de gevraagde vormen van verplichte zorg heeft de arts het volgende opgemerkt. Betrokkene eet en drinkt goed zodat het toedienen van vocht en voeding niet langer noodzakelijk is. Ook is het niet langer nodig de woon- of verblijfsruimte te onderzoeken op gedrag beïnvloedende middelen omdat bij zijn opname hiervan geen sprake is geweest.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang en ernstige verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een psychotisch toestandsbeeld waarbij onderliggend sprake kan zijn van schizofrenie, psychose of een stemmingsstoornis met psychotische kenmerken. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg, te weten:
  • toedienen van medicatie
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gevaarlijke voorwerpen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • beperken van het recht op het ontvangen van bezoek en,
  • opnemen in een accommodatie,
noodzakelijk is om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.3
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief
.Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.4
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1996; voor zover het de in rechtsoverweging 2.2 genoemde vormen van verplichte zorg betreft;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot 7 februari 2020.
Deze beschikking is op 16 januari 2020 mondeling gegeven door mr. H.M. Patijn, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door G.P. Menkveld als griffier, en op 22 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.