ECLI:NL:RBAMS:2020:7574

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
C/13/687199 / KG ZA 20-639
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot verwijdering van BKR-registraties na belangenafweging in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en ING Bank N.V. De eiseres, die in financiële problemen verkeerde door een schuldenlast van ruim € 18.000, heeft verzocht om de verwijdering van negatieve BKR-registraties. De eiseres had haar schulden inmiddels afgelost en was werkzaam met een stabiel inkomen, maar ondervond problemen bij het vinden van een nieuwe woning door de BKR-registraties. ING voerde verweer en stelde dat de eiseres geen spoedeisend belang had en dat de termijn voor het indienen van een verzoek tot verwijdering was overschreden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres wel degelijk een spoedeisend belang had, gezien haar aanstaande verhuizing en de moeilijkheden die zij ondervond bij het vinden van een nieuwe woning. De rechter voerde een belangenafweging uit en concludeerde dat de belangen van de eiseres zwaarder wogen dan die van ING. De vordering van de eiseres werd toegewezen, en ING werd veroordeeld om de BKR-registraties te verwijderen. Tevens werd ING veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/687199 / KG ZA 20-639 HH/MvG
Vonnis in kort geding van 21 augustus 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 29 juli 2020,
advocaat mr. C.B.G.M. Foolen te Tilburg,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.J. Posthuma te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ING worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van 13 augustus 2020 heeft [eiseres] haar vordering toegelicht. ING heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- [eiseres] met mr. Foolen en de heer [naam] van Coderingvrij B.V.;
- aan de zijde van ING: mr. G.S. van Hecke, Center of Expertise BKR, en mr. Posthuma.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] huurt van Ymere een zogenaamde jongerenwoning in Hoofddorp. Zij woont daar met haar minderjarige dochter. De huurovereenkomst tussen [eiseres] en Ymere eindigt op 31 augustus 2020.
2.2.
Vanwege een schuldenlast van ruim € 18.000,00 heeft [eiseres] zich in juli 2017 gewend tot Plangroep. Eind oktober 2017 is het schuldhulptraject van [eiseres] bij Plangroep daadwerkelijk gestart. Het was de bedoeling dat met behulp van Plangroep de vorderingen van de schuldeisers van [eiseres] in oktober 2020 volledig zouden zijn betaald. Het is [eiseres] gelukt om al in augustus 2019 haar schulden volledig af te lossen.
2.3.
Vanwege BKR-registraties heeft [eiseres] Coderingvrij B.V. ingeschakeld. Bij brieven van 20 december 2019 heeft Coderingvrij ING, American Express Europe S.A. (American Express) en Plangroep verzocht de BKR-registraties van [eiseres] te verwijderen.
2.4.
Na aanvankelijk afwijzend te hebben gereageerd, hebben American Express en Plangroep de BKR-registraties van [eiseres] verwijderd. ING is daartoe niet overgegaan.
2.5.
[eiseres] heeft twee negatieve registraties van ING in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van het Bureau Krediet Registratie (BKR). Daarin staat dat ING voor haar heeft genoteerd een ongeoorloofde achterstand op een betaalrekening met bijzonderheidscode 2 in verband met de opeising en een code H per 9 oktober 2019 in verband met herstel van de achterstand. Voor een doorlopend krediet van [eiseres] bij ING staat per 20 juni 2018 bijzonderheidscode 2 genoteerd met een einddatum per 9 oktober 2019.
2.6.
[eiseres] heeft een vast dienstverband bij Capi-Lux Services B.V. en verdient daar een bruto jaarsalaris van € 36.896,00 inclusief vakantiegeld. [eiseres] heeft thans ongeveer € 10.000,00 aan spaargeld en spaart ongeveer € 1.000,00 per maand.
2.7.
[eiseres] heeft e-mails van drie verhuurders in het geding gebracht waarin staat dat zij geen woning van hen kan huren vanwege een BKR-registratie. Verder heeft [eiseres] e-mails van ABN AMRO en Rabobank overgelegd waarin staat dat een hypotheek niet mogelijk is vanwege een BKR-registratie.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat, ING te veroordelen de BKR-registraties van [eiseres] te doen of laten verwijderen en verwijderd te houden uit het CKI van het BKR, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van ING in de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.
[eiseres] heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Per 1 september 2020 dient zij haar huurwoning te verlaten. Zij staat nog geen vijf jaar ingeschreven bij Woningnet en is dus aangewezen op een koopwoning of een huurwoning in de vrije sector. Door de BKR-registraties is het voor [eiseres] niet mogelijk om een nieuwe huurwoning te krijgen, dan wel een woning te kopen. Zij heeft daarom een spoedeisend belang bij haar vordering. Vanwege een gokverslaving van haar ex-vriend en het verlies van haar baan is [eiseres] vanaf 2015 in financiële problemen gekomen. Zij heeft daarop hulp gezocht en heeft vrijwillig ervoor gekozen om bij Plangroep te starten met budgetbeheer. Nog voor de start van het traject bij Plangroep heeft [eiseres] een nieuwe baan gevonden en is fulltime gaan werken. In plaats van de geplande drie jaar is het gelukt om binnen twee jaar alle schuldeisers volledig af te betalen. [eiseres] heeft een vast dienstverband en een stabiel inkomen. Ondanks dat zij alleenstaande moeder is, werkt zij fulltime om haar financiën op orde te houden. Het lukt haar zelfs om maandelijks € 1.000,00 te sparen. [eiseres] vormt dus geen risico voor haarzelf of de financiële sector.
3.3.
ING voert verweer. [eiseres] heeft geen spoedeisend belang. Zij heeft onvoldoende gesteld waarom zij de uitkomst van een verzoekschriftprocedure niet kan afwachten. Bij e-mail van 7 april 2020 heeft ING het verwijderingsverzoek van [eiseres] afgewezen. De dagvaarding in dit kort geding dateert van 29 juli 2020. Zij is daarom niet ontvankelijk in haar vordering vanwege het overschrijden van de termijn van zes weken waarbinnen volgens artikel 35 Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG) een verzoek tot verwijdering moet worden ingediend. De achterstand van [eiseres] is in oktober 2019 hersteld gemeld. Zij heeft dus pas zeer recent een einddatum gekregen en is nog geen jaar onderweg in de vijfjaarstermijn. Het verwijderen van de registraties zou tot gevolg hebben dat de relevante bijzonderheden die zich hebben voorgedaan op de ING-rekening niet meer zichtbaar zijn voor bijvoorbeeld een kredietverstrekker. Die kunnen de BKR-registratie dan niet meer meenemen in hun beslissing om een krediet te verstrekken. Voor kredietverstrekkers zal het dan lijken alsof het kredietverleden van [eiseres] vlekkeloos is geweest. Bij gebrek aan bewijs betwist ING dat [eiseres] in 2017 in de financiële problemen is geraakt door het gokgedrag van haar ex-vriend en het niet verlengen van haar arbeidsovereenkomst. Daarvoor had zij ook al financiële problemen. Dat [eiseres] met behulp van Plangroep haar schulden heeft afbetaald is prettig, maar betekent nog niet dat zij zo kort na het eindigen van het budgetbeheer bij Plangroep al financieel stabiel kan worden genoemd. Een BKR-registratie vormt geen belemmering om in de vrije sector een huurwoning te vinden. Voor het bedrag dat [eiseres] kan lenen, kan zij geen woning kopen. Een belangenafweging dient in het nadeel van [eiseres] uit te vallen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] heeft de termijn van artikel 35 lid 2 UAVG laten verstrijken. In beginsel dient zij daarom eerst een nieuw verzoek op grond van artikel 21 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) bij ING in te dienen. Nu zij na het verstrijken van die termijn de weg van het kort geding heeft gekozen, zal zij haar spoedeisend belang bij de voorziening moeten onderbouwen (gerechtshof Amsterdam 5 november 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3966, r.o. 3.4.5. en 3.4.6.).
4.2.
Duidelijk is dat [eiseres] de jongerenwoning waarin zij met haar minderjarige dochter woont per 1 september 2020 zal moeten verlaten. Met een inschrijfduur bij Woningnet van nog geen vijf jaar, is het niet aannemelijk dat zij op korte termijn via die weg een huurwoning zal kunnen vinden. ING heeft gesteld dat verhuurders in de vrije sector niet letten op een BKR-registratie, maar [eiseres] heeft drie afwijzingen van verhuurders overgelegd waaruit dat wel blijkt. Bovendien is het aannemelijk dat de kans op het vinden van een koopwoning of een huurwoning in de vrije sector een stuk groter is zonder BKR-registratie. Nu [eiseres] haar huurwoning per 1 september 2020 dient te verlaten en het huren van een woning in de vrije sector of het kopen van een woning haar enige opties lijken te zijn om woonruimte te vinden, heeft zij een spoedeisend belang bij haar vordering.
4.3.
Het doel van de door het BKR uitgevoerde kredietregistratie is tweeledig: enerzijds om consumenten te beschermen tegen overkreditering, anderzijds om aanbieders van krediet te beschermen tegen kredietnemers van wie is gebleken dat zij hun lening niet (kunnen) aflossen. Getoetst moet worden of ING aannemelijk heeft gemaakt dat haar dwingende gerechtvaardigde belangen – het tweeledige doel van de kredietregistratie – in dit geval zwaarder wegen dan de belangen [eiseres] .
4.4.
Deze afweging moet worden gemaakt aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden, waarbij dus ook feiten en omstandigheden die zich na de registratie hebben voorgedaan, van belang kunnen zijn. Ingevolge het arrest Santander van de Hoge Raad (HR 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8097, moet bij elke gegevensverwerking onder meer zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit brengt mee dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (proportionaliteit), en dat dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor betrokkene minder nadelige, wijze kan worden verwezenlijkt (subsidiariteit). Ook als de gegevensverwerking in beginsel is toegestaan en de verwerker zich heeft gehouden aan het Algemeen Reglement CKI, kan deze belangenafweging niet achterwege blijven.
4.5.
Het geding spitst zich toe op de beantwoording van de vraag of het in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd is dat de registraties blijven voortbestaan totdat de vijfjaarstermijn is verstreken. Omstandigheden die daarbij een rol spelen zijn:
- de omvang van de schuld en/of de achterstand;
- of een eventuele betalingsregeling goed is nagekomen;
- de hoogte van het afgeboekte bedrag;
- de reden voor het ontstaan van de achterstand en de mate van verwijtbaarheid;
- de huidige financiële situatie van betrokkene (waaronder het inkomen) en als deze weer stabiel is: hoe lang al;
- of betrokkene andere schulden heeft;
- of sprake is geweest van ernstige (al dan niet structurele) wanbetaling;
- de omstandigheid dat betrokkene met de lening (bijvoorbeeld voor de koop van een woning) niet kan wachten tot de vijfjaarstermijn is verstreken (bijvoorbeeld vanwege gezins- en woonsituatie);
- het verstrijken van de tijd sinds het inlossen van de schuld.
4.6.
[eiseres] had blijkens haar schuldenoverzicht uit oktober 2017 een totale schuld van ongeveer € 18.000,00, waarvan circa € 5.100,00 bij ING. Dat zijn aanzienlijke bedragen, zeker voor een jonge alleenstaande moeder. [eiseres] heeft het ontstaan van de schulden toegelicht en gebleken is dat de gokverslaving van haar partner daar aan bijgedragen heeft, zodat het ontstaan van de schuld niet volledig aan haar te wijten is. Daarbij siert het [eiseres] dat zij wel de volledige verantwoordelijk heeft genomen voor de oplossing van de schulden. Toen [eiseres] merkte dat zij haar financiële problemen niet zelf kon oplossen, heeft zij in juli 2017 Plangroep benaderd en in oktober 2017 is het schuldhulptraject bij Plangroep daadwerkelijk gestart. Gedurende dit traject heeft [eiseres] verantwoordelijkheid genomen en getoond voor haar financiën door fulltime te gaan werken en zoveel mogelijk opzij te zetten voor haar schuldeisers. Gebleken is dat het haar is gelukt om versneld al haar schulden af te lossen. In plaats van de gebruikelijke drie jaar zijn de schulden binnen twee jaar volledig afgelost. Het spreekt voor [eiseres] dat er geen betalingsregelingen getroffen zijn waarbij een bepaald percentage van de schuld werd betaald. Alle schuldeisers, dus ook ING, zijn volledig betaald, zodat de voormalig schuldeisers van [eiseres] geen vorderingen hebben hoeven afboeken. Met dit succesvolle traject bij Plangroep heeft [eiseres] volwassenheid getoond. Door hiervoor te oordelen dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering omdat zij haar huurwoning per 1 september 2020 dient te verlaten en het huren van een woning in de vrije sector of het kopen van een woning haar enige opties lijken te zijn om woonruimte te vinden, is sprake van een omstandigheid dat zij niet kan wachten tot de vijfjaarstermijn is verstreken.
4.7.
De termijn van vijf jaar, die onder meer is bedoeld om andere kredietinstellingen te beschermen, is ingegaan in oktober 2019 en loopt dus nog geen jaar. Daar staat tegenover dat niet is gebleken dat [eiseres] sinds 2017 andere schulden heeft laten ontstaan, zodat zij feitelijk al sinds 2017 financieel stabiel is. [eiseres] heeft al jaren een vast dienstverband en een goed salaris, waarmee het haar lukt om ongeveer € 1.000,00 per maand te sparen. Haar spaargeld bedraagt thans ongeveer € 10.000,00. Daarmee heeft zij een flinke financiële buffer opgebouwd en laat zij zien dat zij van haar fouten als jongvolwassene heeft geleerd en is gegroeid in haar ontwikkeling. Gelet daarop in samenhang met de thans financieel gezonde situatie van [eiseres] , is het niet aannemelijk dat zij opnieuw betalingsachterstanden zal laten ontstaan. ING heeft aldus onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de overbruggingsperiode van vijf jaar nodig is om [eiseres] te behoeden voor overkreditering en andere financiële problemen of om andere kredietinstellingen te beschermen.
4.8.
Op grond van bovenstaande valt de belangenafweging uit in het voordeel van [eiseres] . De gevraagde voorziening zal daarom worden toegewezen.
4.9.
Er wordt van uitgegaan dat ING de uit te spreken veroordeling zal nakomen, zoals zij gebruikelijk doet, zodat een dwangsom niet nodig is.
4.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal ING worden veroordeeld in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op
€ 100,88 aan explootkosten, € 304,00 aan griffierecht en € 980,00 aan salaris advocaat.
4.11.
De nakosten zullen op de navolgende wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt ING de BKR-registraties van [eiseres] te doen of laten verwijderen en verwijderd te houden uit het CKI van het BKR;
5.2.
veroordeelt ING in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.384,88 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na betekening tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt ING in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 82,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer af anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MvG