ECLI:NL:RBAMS:2020:7620

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
13/24730919
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige adoptiekinderen door vader

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige adoptiekinderen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 17 november 2020 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, de vordering heeft ingediend. De verdachte, geboren in 1953, werd beschuldigd van meerdere feiten van ontucht gepleegd met zijn adoptiekinderen in de periode van 1998 tot 2012. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van de lichamen van de minderjarige kinderen, die op het moment van de feiten respectievelijk 12 jaar en jonger waren.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers, [naam 1] en [naam 2], als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn positie als vader heeft misbruikt en dat de feiten ernstige inbreuken op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers met zich meebrachten. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft geen contactverbod opgelegd, omdat de situatie is gewijzigd en de verdachte niet meer samenwoont met zijn kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-247309-19 (Promis)
Datum uitspraak: 1 december 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. Rasterhoff naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij
Feit 1
in de periode 1 januari 1998 tot en met 1 december 2007 ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kind [naam 1]
Feit 2
in de periode 20 november 2005 tot en met 20 november 2007 ontuchtige handelingen heeft gepleegd bestaande of mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn minderjarige kind [naam 1] toen zij 12 jaar was maar nog geen 16 jaar.
en/of
in de periode 1 januari 1998 tot en met 19 november 2005 ontuchtige handelingen heeft gepleegd bestaande of mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn minderjarige kind [naam 1] toen zij nog geen 12 jaar was.
Feit 3
Een poging tot het plegen van ontuchtige handelingen bestaande of mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn minderjarige kind [naam 1] toen zij 12 jaar was maar nog geen 16 jaar in de periode 20 november 2005 tot en met 20 november 2007.
en/of
Een poging tot het plegen van ontuchtige handelingen bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn minderjarige kind [naam 1] toen zij nog geen 12 jaar was in de periode 1 januari 1998 tot en met 19 november 2005
Feit 4
In de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2012 ontuchtige handeling heeft gepleegd met zijn minderjarige kind [naam 2] .
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II vooraf het volgende vast.
Verdachte heeft samen met zijn vrouw [naam 3] vier adoptiekinderen; [naam 1] , geboren op [geboortedatum 1] (hierna: [naam 1] ), [naam 4] , geboren op [geboortedatum 2] , [naam 5] , geboren op [geboortedatum 3] (hierna: [naam 5] ) en [naam 2] , geboren op [geboortedatum 4] (hierna: [naam 2] ).
Op 25 april 2019 heeft Veilig Thuis aangifte gedaan van seksueel misbruik van de destijds minderjarige kinderen [naam 1] en [naam 2] , gepleegd door verdachte.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten
heeft begaan, met uitzondering het onder 2 cumulatief (artikel 244 Wetboek van Strafrecht) ten laste gelegde. Hiervoor heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld (onder verwijzing naar zijn pleitnota) dat zijn cliënt integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Hij heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen wettig bewijs is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat er teveel twijfels zijn om tot de vereiste overtuiging te komen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van het onder 2 cumulatief (artikel 244 Wetboek van Strafrecht) ten laste gelegde en vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde.
De rechtbank acht met de officier van justitie niet bewezen wat onder 2 cumulatief ten laste is gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht evenmin bewezen wat onder 3 ten laste is gelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. [naam 1] heeft verklaard dat zij deed alsof zij sliep en dat ze voelde dat verdachte haar benen uit elkaar deed. Ze voelde dat hij ‘iets’ naar binnen duwde en dat dat niet lukte. [naam 1] heeft verklaard dat ze kon voelen dat het zijn penis was, maar ze heeft niet gezien dat het zijn penis was. [naam 1] weet niet meer wanneer het is gebeurd. De rechtbank acht deze enkele verklaring onvoldoende concreet om tot bewijs van een strafbaar feit te kunnen dienen, Dit leidt tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot seksueel binnendringen bij [naam 1] toen zij nog geen 12 jaar was.
3.3.2
Het oordeel over het onder 1, 2 (artikel 245 Wetboek van Strafrecht) en 4 ten laste gelegde.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er voldoende wettig en overtuigend bewijs
aanwezig is dat verdachte de onder 1, 2 (artikel 245 Wetboek van Strafrecht) en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Betrouwbaarheid van de verklaringen [naam 1] en [naam 2]
De raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen en herinneringen van [naam 1] en [naam 2] onbetrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De raadsman heeft een aantal fenomenen uit de rechtspsychologie naar voren gebracht die afbreuk zouden kunnen doen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen zoals een hervonden herinnering, tijdsverloop, suggestibiliteit, onderliggende psychische problemen, attributie en collaborative storytelling.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen aanwijzingen dat dergelijke fenomenen een rol hebben gespeeld bij hetgeen [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard. Zo verklaart [naam 1] niet zozeer over een hervonden herinnering als wel over het onder ogen zien van iets wat ze lange tijd bewust maar vruchteloos had proberen te verdringen. Voor zover een of meer van deze fenomenen zich voordoen, zo is bijvoorbeeld het tijdsverloop evident, dan nog zijn er geen concrete aanwijzingen dat deze afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] betrouwbaar zijn en overweegt hiertoe als volgt.
Allereerst verklaart [naam 1] op een bepaalde manier gedetailleerd. Als [naam 1] naar haar eerste herinnering wordt gevraagd, vertelt ze dat ze uitgeschakeld was in haar hoofd en in zichzelf ging zingen toen verdachte haar vagina ging likken. Ze kon zich het behang van haar slaapkamer herinneren. Het was geel van kleur met in het midden een blauwe rand met zeemeerminnen van Disney. Het was raar in haar hoofd en ze keek naar het behang.
Ten tweede stelt de rechtbank vast dat [naam 1] in haar e-mail aan haar moeder in 2012, in het informatieve gesprek dat zij heeft gevoerd met de zedenpolitie in 2013, tijdens haar gesprekken bij Veilig Thuis in 2018 en tijdens haar getuigenverhoor in 2019 consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen die verdachte bij haar heeft verricht en over waar en wanneer deze handelingen hebben plaatsgevonden. Bovendien is [naam 1] na verloop van tijd niet uitgebreider gaan verklaren. Van overrapportage als gevolg van mogelijke attributie, zoals de raadsman naar voren heeft gebracht, is daarom niet gebleken.
Ten derde komt uit het dossier een beeld naar voren van een jong meisje dat het moeilijk heeft gevonden om te vertellen wat er met haar is gebeurd en er jarenlang in haar eentje mee heeft geworsteld. [naam 1] heeft er voor het eerst over gesproken met haar vriendin [naam 6] . [naam 6] verklaart dat zij en [naam 1] een keer met een vriend waren die iets persoonlijks vertelde en dat [naam 1] vervolgens heel emotioneel reageerde en ging huilen. [naam 1] vertelde dat zij ook iets heftigs had meegemaakt en iets aan hen wilde vertellen maar dit niet kon. [naam 1] heeft toen op haar telefoon ingetypt dat zij seksueel was misbruikt door haar vader. In de e-mail van 2012 aan haar moeder beschrijft [naam 1] uitvoerig haar schuldgevoel jegens haar moeder, dat ze beseft dat hetgeen ze vertelt haar moeder pijn gaat doen en dat ze dat eigenlijk niet wil. Ze beschrijft haar gevoelens en wat het met haar heeft gedaan. In het tweede gedeelte van de e-mail beschrijft ze pas wat er is gebeurd. De inhoud van de e-mail getuigt van het loyaliteitsconflict waarin [naam 1] zich bevond. Tijdens haar getuigenverhoor wil [naam 1] in eerste instantie niet vertellen wat er is gebeurd. Ze heeft haar verhaal al twee keer bij een psycholoog verteld en twee keer bij Veilig Thuis en ze is er moe van. Als haar wordt gevraagd naar haar eerste herinnering, wordt zij emotioneel en begint te huilen.
Ten vierde komt uit het dossier naar voren dat er in het gezin [familienaam] nauwelijks werd gecommuniceerd en dat er onderling tussen de kinderen niet werd gesproken over wat er zich afspeelde. Ook tussen ouders en kinderen werd er niet over gesproken. Toen het met [naam 2] niet goed ging op school, heeft hij tegen [naam 1] gezegd dat het door [verdachte] kwam. Er is niet gesproken over wat er dan zou zijn gebeurd. Van collaborative storytelling, zoals gesuggereerd door de raadsman, blijkt dan ook evenmin, mede gelet op het feit dat [naam 1] er jarenlang in haar eentje mee heeft geworsteld.
Tot slot draagt het motief van [naam 1] om te vertellen over het misbruik bij aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. [naam 1] vertelt dat zij de andere kinderen wilde beschermen. Op het moment dat ze beseft dat het bij haarzelf al enige tijd niet is gebeurd en denkt dat haar vader ermee is gestopt, ziet ze [verdachte] op zijn knieën met zijn hoofd tussen de benen van [naam 5] . Ze is “worried”, geschrokken en verdrietig. De rechtbank maakt uit de verklaring en de brief van [naam 1] op dat [naam 1] op dat moment besefte dat het misbruik weliswaar bij haar was gestopt maar dat verdachte het volgende slachtoffer had gevonden. Als [naam 1] tijdens haar getuigenverhoor wordt gevraagd wat ze wil dat er met [verdachte] gebeurt, antwoordt ze dat ze het het belangrijkst vindt dat hij het huis uitgaat. Ze wil de andere kinderen beschermen en met name [naam 5] , omdat zij niet kan praten en zich niet kan verdedigen.
Uit de verklaring van [naam 2] komt eveneens zijn worsteling met het misbruik naar voren. Ook blijkt duidelijk dat hij zich ervoor schaamt. Als hem wordt gevraagd waar hij [verdachte] heeft aangeraakt wil hij daar liever niet over praten. Hij verklaart dat hij er toen nog geen idee van had dat het iets slechts was.
Aangezien de rechtbank de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] betrouwbaar en authentiek acht, kunnen zij voor het bewijs worden gebezigd. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
Schakelbewijs
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat ten aanzien van alle feiten zich problematiek in de sleutel van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) voordoet. Aan het gebruik van schakelbewijs kleven ernstige bezwaren, omdat moet worden geschakeld vanuit niet zelfstandig bewijsbare feiten. Er is substantieel, objectief steunbewijs nodig en dat ontbreekt.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Op grond van artikel 342 lid 2 Sv kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend aangenomen worden op grond van de verklaring van één getuige. Alleen de verklaring van [naam 1] met betrekking tot de feiten 1 en 2 is onvoldoende en alleen de verklaring van [naam 2] ten aanzien van feit 4 is onvoldoende. Er moet meer bewijs zijn, iets dat de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] kan ondersteunen, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Naar het oordeel van de rechtbank vinden de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] allereerst voldoende steun in de verklaring van [naam 7] , de zus van moeder en de tante van [naam 1] en [naam 2] .
[naam 7] heeft samengevat het volgende verklaard:
  • Ik was 13 jaar toen ik een tijdje bij mijn zus en [verdachte] woonde. [verdachte] was toen 25 jaar;
  • Ik ging altijd bij mijn zusje in bed en als [verdachte] thuiskwam van zijn nachtdienst ging hij bij ons in bed liggen;
  • [verdachte] kwam achter me liggen en deed zijn been over mij heen;
  • Hij legde zijn hand op mijn blote bil en ging erover wrijven;
  • Zijn hand ging steeds verder en hij ging met zijn hand in mijn onderbroek;
  • Hij spreidde mijn schaamlippen en ging met zijn vinger erin.
Het feit dat [naam 7] verklaart als minderjarige seksueel te zijn misbruikt door verdachte ondersteunt de verklaringen [naam 1] en [naam 2] . Voor wat betreft de omstandigheden waaronder het misbruik heeft plaatsgevonden ondersteunt de verklaring van [naam 7] de verklaring van [naam 2] omdat bij beiden het misbruik plaatsvond in het echtelijke bed en in het geniep. [naam 2] verklaart namelijk dat hij een keer bij [verdachte] en zijn moeder in bed lag en dat [verdachte] probeerde [naam 2] aan te raken, maar dat [verdachte] – kennelijk per ongeluk zo begrijpt de rechtbank de verklaring – moeder aanraakte. Ook de verklaringen van [naam 1] en [naam 7] vertonen overeenkomsten, aangezien verdachte zowel bij [naam 7] als bij [naam 1] zijn vinger in de vagina heeft gebracht.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] elkaar over en weer ondersteunen wat betreft de aard van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, de plaats waar en de situatie waarin deze handelingen hebben plaatsgevonden. Over de situatie verklaren beiden dat het misbruik onder meer plaatsvond als ze in bed lagen en dat zij tijdens het misbruik deden alsof zij sliepen. [naam 1] en [naam 2] verklaren specifiek dat dit het geval was tijdens de orale seksuele handelingen. Over de feitelijke handelingen verklaren beiden dat verdachte hen kuste, hun geslachtsdelen betastte, hun hand pakte en op zijn penis legde en ook dat er sprake is geweest van orale seks, in die zin dat verdachte de vagina van [naam 1] heeft gelikt en verdachte de penis van [naam 2] in zijn mond heeft genomen. Bovendien is [naam 1] er getuige van geweest dat [verdachte] snel de broek van [naam 2] dichtdeed toen zij een keer de woonkamer binnenkwam.
Verder vinden de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] steun in de verklaring van [naam 6] , een vriendin van [naam 1] . Zoals in het voorgaande is overwogen heeft [naam 6] verklaard dat, toen een vriend van [naam 1] en [naam 6] hele persoonlijke dingen aan hun vertelde, [naam 1] heel emotioneel werd en begon te huilen. [naam 1] heeft toen via het intypen van tekst op haar mobiele telefoon aan [naam 6] laten lezen dat zij seksueel misbruikt is door verdachte en dat het ook bij anderen in het gezin is gebeurd.
Op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, in onderling verband en
samenhang bezien, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de feitelijkheden zoals
opgesomd in de tenlastelegging hebben plaatsgevonden en acht de rechtbank wettig en
overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 – met uitzondering van het onder 2 cumulatief ten laste gelegde - en onder 4 ten laste is gelegd. De rechtbank verwerpt daarom het bewijsverweer van de raadsman.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat:
feit 1
verdachte in de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2007 te Amsterdam ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [naam 1] , geboren op [geboortedatum 1] , door
  • haar vagina en haar borsten en haar buik aan te raken en
  • haar vagina te likken en
  • haar nek te kussen en haar oren te likken en
  • te proberen zijn tong in haar mond te doen en
  • haar hand op zijn penis te leggen.
feit 2
verdachte in de periode van 20 november 2005 tot en met 20 november 2007 te Amsterdam met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 1] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , immers heeft hij verdachte zijn vinger in de vagina van die [naam 1] gebracht.
feit 4
verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2012 te Amsterdam ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [naam 2] , geboren op [geboortedatum 4] , door
- hem op de mond te kussen en
  • zijn billen aanraken en in zijn billen te knijpen en
  • zijn penis aan te raken en met zijn penis heen en weer gaande bewegingen te maken en
  • de penis van die [naam 2] in zijn mond te nemen en
  • zich door die [naam 2] in zijn billen te laten knijpen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Als bijzondere voorwaarde heeft de officier van justitie een contactverbod gevorderd met betrekking tot de vier kinderen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van twee van zijn kinderen. Hij heeft misbruik gemaakt van zijn positie als vader en het in hem gestelde vertrouwen geschonden. Hij heeft dit gedaan bij twee minderjarige kinderen die als adoptiekinderen nota bene al een moeilijke start in hun leven hadden gehad. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk. Met zijn handelen heeft verdachte de normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, van de slachtoffers doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Dat hiervan in deze zaak sprake is blijkt uit de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] en het verslag van Veilig Thuis. Verdachte heeft zijn eigen seksuele behoeften voorop gesteld en niet stil gestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor [naam 1] en [naam 2] .
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het feit dat dat het misbruik over een lange periode heeft plaatsgevonden en dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De rechtbank heeft voor wat de betreft de persoon van de verdachte rekening gehouden met zijn blanco strafblad.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. De rechtbank komt hiermee tot een lagere straf dan de officier van justitie omdat de rechtbank tot een andere weging komt van de omstandigheden in deze zaak.
De rechtbank ziet geen redenen aanwezig om aan verdachte een contactverbod met betrekking tot zijn vier kinderen op te leggen. De situatie waarin de strafbare feiten zijn gepleegd is gewijzigd, in die zin dat verdachte elders woont en niet meer met zijn, inmiddels volwassen, kinderen in een huis.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen (14a, 14b, 14c,) 57, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart het onder 2 cumulatief (artikel 244 Wetboek van Strafrecht) en het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 4:
telkens, ontucht plegen met zijn minderjarige kind, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel
binnendringen van het lichaam
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
dertig (30) maanden, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk.
Beveelt dat een gedeelte, groot zes (6) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van drie (3) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 december 2020.
[.]
  • [.]
  • [.]
  • [.]
  • [.]
  • [.]
  • [.]
  • [.]
  • [.]
  • [.]
  • [.]