3.3.2Het oordeel over het onder 1, 2 (artikel 245 Wetboek van Strafrecht) en 4 ten laste gelegde.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er voldoende wettig en overtuigend bewijs
aanwezig is dat verdachte de onder 1, 2 (artikel 245 Wetboek van Strafrecht) en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Betrouwbaarheid van de verklaringen [naam 1] en [naam 2]
De raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen en herinneringen van [naam 1] en [naam 2] onbetrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De raadsman heeft een aantal fenomenen uit de rechtspsychologie naar voren gebracht die afbreuk zouden kunnen doen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen zoals een hervonden herinnering, tijdsverloop, suggestibiliteit, onderliggende psychische problemen, attributie en collaborative storytelling.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen aanwijzingen dat dergelijke fenomenen een rol hebben gespeeld bij hetgeen [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard. Zo verklaart [naam 1] niet zozeer over een hervonden herinnering als wel over het onder ogen zien van iets wat ze lange tijd bewust maar vruchteloos had proberen te verdringen. Voor zover een of meer van deze fenomenen zich voordoen, zo is bijvoorbeeld het tijdsverloop evident, dan nog zijn er geen concrete aanwijzingen dat deze afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] betrouwbaar zijn en overweegt hiertoe als volgt.
Allereerst verklaart [naam 1] op een bepaalde manier gedetailleerd. Als [naam 1] naar haar eerste herinnering wordt gevraagd, vertelt ze dat ze uitgeschakeld was in haar hoofd en in zichzelf ging zingen toen verdachte haar vagina ging likken. Ze kon zich het behang van haar slaapkamer herinneren. Het was geel van kleur met in het midden een blauwe rand met zeemeerminnen van Disney. Het was raar in haar hoofd en ze keek naar het behang.
Ten tweede stelt de rechtbank vast dat [naam 1] in haar e-mail aan haar moeder in 2012, in het informatieve gesprek dat zij heeft gevoerd met de zedenpolitie in 2013, tijdens haar gesprekken bij Veilig Thuis in 2018 en tijdens haar getuigenverhoor in 2019 consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen die verdachte bij haar heeft verricht en over waar en wanneer deze handelingen hebben plaatsgevonden. Bovendien is [naam 1] na verloop van tijd niet uitgebreider gaan verklaren. Van overrapportage als gevolg van mogelijke attributie, zoals de raadsman naar voren heeft gebracht, is daarom niet gebleken.
Ten derde komt uit het dossier een beeld naar voren van een jong meisje dat het moeilijk heeft gevonden om te vertellen wat er met haar is gebeurd en er jarenlang in haar eentje mee heeft geworsteld. [naam 1] heeft er voor het eerst over gesproken met haar vriendin [naam 6] . [naam 6] verklaart dat zij en [naam 1] een keer met een vriend waren die iets persoonlijks vertelde en dat [naam 1] vervolgens heel emotioneel reageerde en ging huilen. [naam 1] vertelde dat zij ook iets heftigs had meegemaakt en iets aan hen wilde vertellen maar dit niet kon. [naam 1] heeft toen op haar telefoon ingetypt dat zij seksueel was misbruikt door haar vader. In de e-mail van 2012 aan haar moeder beschrijft [naam 1] uitvoerig haar schuldgevoel jegens haar moeder, dat ze beseft dat hetgeen ze vertelt haar moeder pijn gaat doen en dat ze dat eigenlijk niet wil. Ze beschrijft haar gevoelens en wat het met haar heeft gedaan. In het tweede gedeelte van de e-mail beschrijft ze pas wat er is gebeurd. De inhoud van de e-mail getuigt van het loyaliteitsconflict waarin [naam 1] zich bevond. Tijdens haar getuigenverhoor wil [naam 1] in eerste instantie niet vertellen wat er is gebeurd. Ze heeft haar verhaal al twee keer bij een psycholoog verteld en twee keer bij Veilig Thuis en ze is er moe van. Als haar wordt gevraagd naar haar eerste herinnering, wordt zij emotioneel en begint te huilen.
Ten vierde komt uit het dossier naar voren dat er in het gezin [familienaam] nauwelijks werd gecommuniceerd en dat er onderling tussen de kinderen niet werd gesproken over wat er zich afspeelde. Ook tussen ouders en kinderen werd er niet over gesproken. Toen het met [naam 2] niet goed ging op school, heeft hij tegen [naam 1] gezegd dat het door [verdachte] kwam. Er is niet gesproken over wat er dan zou zijn gebeurd. Van collaborative storytelling, zoals gesuggereerd door de raadsman, blijkt dan ook evenmin, mede gelet op het feit dat [naam 1] er jarenlang in haar eentje mee heeft geworsteld.
Tot slot draagt het motief van [naam 1] om te vertellen over het misbruik bij aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. [naam 1] vertelt dat zij de andere kinderen wilde beschermen. Op het moment dat ze beseft dat het bij haarzelf al enige tijd niet is gebeurd en denkt dat haar vader ermee is gestopt, ziet ze [verdachte] op zijn knieën met zijn hoofd tussen de benen van [naam 5] . Ze is “worried”, geschrokken en verdrietig. De rechtbank maakt uit de verklaring en de brief van [naam 1] op dat [naam 1] op dat moment besefte dat het misbruik weliswaar bij haar was gestopt maar dat verdachte het volgende slachtoffer had gevonden. Als [naam 1] tijdens haar getuigenverhoor wordt gevraagd wat ze wil dat er met [verdachte] gebeurt, antwoordt ze dat ze het het belangrijkst vindt dat hij het huis uitgaat. Ze wil de andere kinderen beschermen en met name [naam 5] , omdat zij niet kan praten en zich niet kan verdedigen.
Uit de verklaring van [naam 2] komt eveneens zijn worsteling met het misbruik naar voren. Ook blijkt duidelijk dat hij zich ervoor schaamt. Als hem wordt gevraagd waar hij [verdachte] heeft aangeraakt wil hij daar liever niet over praten. Hij verklaart dat hij er toen nog geen idee van had dat het iets slechts was.
Aangezien de rechtbank de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] betrouwbaar en authentiek acht, kunnen zij voor het bewijs worden gebezigd. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
Schakelbewijs
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat ten aanzien van alle feiten zich problematiek in de sleutel van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) voordoet. Aan het gebruik van schakelbewijs kleven ernstige bezwaren, omdat moet worden geschakeld vanuit niet zelfstandig bewijsbare feiten. Er is substantieel, objectief steunbewijs nodig en dat ontbreekt.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Op grond van artikel 342 lid 2 Sv kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend aangenomen worden op grond van de verklaring van één getuige. Alleen de verklaring van [naam 1] met betrekking tot de feiten 1 en 2 is onvoldoende en alleen de verklaring van [naam 2] ten aanzien van feit 4 is onvoldoende. Er moet meer bewijs zijn, iets dat de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] kan ondersteunen, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Naar het oordeel van de rechtbank vinden de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] allereerst voldoende steun in de verklaring van [naam 7] , de zus van moeder en de tante van [naam 1] en [naam 2] .
[naam 7] heeft samengevat het volgende verklaard:
- Ik was 13 jaar toen ik een tijdje bij mijn zus en [verdachte] woonde. [verdachte] was toen 25 jaar;
- Ik ging altijd bij mijn zusje in bed en als [verdachte] thuiskwam van zijn nachtdienst ging hij bij ons in bed liggen;
- [verdachte] kwam achter me liggen en deed zijn been over mij heen;
- Hij legde zijn hand op mijn blote bil en ging erover wrijven;
- Zijn hand ging steeds verder en hij ging met zijn hand in mijn onderbroek;
- Hij spreidde mijn schaamlippen en ging met zijn vinger erin.
Het feit dat [naam 7] verklaart als minderjarige seksueel te zijn misbruikt door verdachte ondersteunt de verklaringen [naam 1] en [naam 2] . Voor wat betreft de omstandigheden waaronder het misbruik heeft plaatsgevonden ondersteunt de verklaring van [naam 7] de verklaring van [naam 2] omdat bij beiden het misbruik plaatsvond in het echtelijke bed en in het geniep. [naam 2] verklaart namelijk dat hij een keer bij [verdachte] en zijn moeder in bed lag en dat [verdachte] probeerde [naam 2] aan te raken, maar dat [verdachte] – kennelijk per ongeluk zo begrijpt de rechtbank de verklaring – moeder aanraakte. Ook de verklaringen van [naam 1] en [naam 7] vertonen overeenkomsten, aangezien verdachte zowel bij [naam 7] als bij [naam 1] zijn vinger in de vagina heeft gebracht.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] elkaar over en weer ondersteunen wat betreft de aard van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, de plaats waar en de situatie waarin deze handelingen hebben plaatsgevonden. Over de situatie verklaren beiden dat het misbruik onder meer plaatsvond als ze in bed lagen en dat zij tijdens het misbruik deden alsof zij sliepen. [naam 1] en [naam 2] verklaren specifiek dat dit het geval was tijdens de orale seksuele handelingen. Over de feitelijke handelingen verklaren beiden dat verdachte hen kuste, hun geslachtsdelen betastte, hun hand pakte en op zijn penis legde en ook dat er sprake is geweest van orale seks, in die zin dat verdachte de vagina van [naam 1] heeft gelikt en verdachte de penis van [naam 2] in zijn mond heeft genomen. Bovendien is [naam 1] er getuige van geweest dat [verdachte] snel de broek van [naam 2] dichtdeed toen zij een keer de woonkamer binnenkwam.
Verder vinden de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] steun in de verklaring van [naam 6] , een vriendin van [naam 1] . Zoals in het voorgaande is overwogen heeft [naam 6] verklaard dat, toen een vriend van [naam 1] en [naam 6] hele persoonlijke dingen aan hun vertelde, [naam 1] heel emotioneel werd en begon te huilen. [naam 1] heeft toen via het intypen van tekst op haar mobiele telefoon aan [naam 6] laten lezen dat zij seksueel misbruikt is door verdachte en dat het ook bij anderen in het gezin is gebeurd.
Op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, in onderling verband en
samenhang bezien, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de feitelijkheden zoals
opgesomd in de tenlastelegging hebben plaatsgevonden en acht de rechtbank wettig en
overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 – met uitzondering van het onder 2 cumulatief ten laste gelegde - en onder 4 ten laste is gelegd. De rechtbank verwerpt daarom het bewijsverweer van de raadsman.