ECLI:NL:RBAMS:2020:950

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
AMS 19/2274
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.B. Kleiss
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in schadevergoeding verzoek na strafrechtelijke doorzoeking

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van eiseres, een bedrijf, vanwege onrechtmatig handelen bij een strafrechtelijke doorzoeking. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om verweerder, het College van procureurs-generaal, te veroordelen in de door haar gestelde schade. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij zich onbevoegd verklaart om van het beroep kennis te nemen. Dit is gebaseerd op artikel 1:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waaruit volgt dat er geen bezwaar en beroep mogelijk is in gevallen van opsporing en vervolging van strafbare feiten.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op een datum in 2009 heeft de politie de loods en het kantoor van eiseres doorzocht in het kader van een onderzoek naar internationale drugshandel. Na de doorzoeking is de bestuurder van eiseres, [de persoon], strafrechtelijk veroordeeld. Eiseres heeft vervolgens verweerder aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stelt te hebben geleden door deze doorzoeking. Verweerder heeft dit verzoek in 2013 afgewezen, met de stelling dat het overheidsoptreden rechtmatig was.

Eiseres heeft meerdere keren geprobeerd om schadevergoeding te verkrijgen, maar deze verzoeken zijn door verweerder afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij geen oordeel kan geven over de gestelde schade of de afwijzingen van verweerder, omdat deze onder de reikwijdte van artikel 1:6 van de Awb vallen. De rechtbank heeft daarom besloten dat eiseres zich met haar verzoek tot schadevergoeding uitsluitend tot de burgerlijke rechter kan wenden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2274

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2020 in de zaak tussen

[bedrijf] te [plaats] , eiseres

en
het College van procureurs-generaal, verweerder
(gemachtigde: mr. J. Perenboom).

Procesverloop

Eiseres heeft de rechtbank verzocht verweerder te veroordelen in de door haar gestelde schade, omdat zij vindt dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2019. Namens eiseres is verschenen [de persoon] . Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. [de persoon] is bestuurder van eiseres. Op [datum] 2009 heeft de politie de loods en het kantoor van eiseres doorzocht vanwege een onderzoek naar internationale drugshandel. Na dit onderzoek is [de persoon] strafrechtelijk veroordeeld. Toen [de persoon] zijn straf had uitgezeten, heeft hij verweerder aansprakelijk gesteld voor de schade die hij als gevolg van de doorzoeking stelt te hebben geleden. Verweerder heeft dit verzoek op 2 mei 2013 afgewezen. Volgens verweerder is het overheidsoptreden op [datum] 2009 rechtmatig geweest en is geen sprake geweest van onzorgvuldig of disproportioneel handelen bij het binnentreden en doorzoeken. Hierna hebben eiseres en [de persoon] nog meerdere keren geprobeerd om de gestelde schade van verweerder vergoed te krijgen. Verweerder heeft deze verzoeken in onder andere de brieven van 29 december 2016 en 7 november 2017 afgewezen.
2. Eiseres wil de gestelde schade nog steeds vergoed hebben, zodat het bedrijf weer kan herleven en [de persoon] uit de bijstand kan komen. Eiseres heeft de rechtbank daarom verzocht om verweerder te veroordelen in de schade die zij stelt te hebben geleden door de doorzoeking op [datum] 2009. Ter zitting heeft [de persoon] toegelicht dat hij vindt dat verweerders afwijzingen van de schadevergoedingsverzoeken van 2 mei 2013, 29 december 2016 en 7 november 2017 zijn aan te merken als besluiten die door de bestuursrechter kunnen worden getoetst.
3. De rechtbank stelt vast dat zij geen oordeel kan geven over de gestelde schade als gevolg van de doorzoeking op [datum] 2009 of over de brieven van 2 mei 2013, 29 december 2016 en 7 november 2017. Daarbij is van belang dat uit artikel 1:6, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat geen bezwaar en beroep mogelijk is als het gaat om de opsporing en vervolging van strafbare feiten of over de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. De brieven van 2 mei 2013, 29 december 2016 en 7 november 2017 waarbij het schadevergoedingsverzoek van eiseres is afgewezen vallen onder artikel 1:6, aanhef en onder a, van de Awb. Hieruit volgt dat de bestuursrechter niet aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep kan toekomen. De rechtbank zal zich onbevoegd verklaren om van het bij haar ingestelde beroep kennis te nemen. Eiseres kan zich met deze zaak uitsluitend tot de burgerlijke rechter wenden (artikel 8:71 van de Awb).
4. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen;
  • bepaalt dat uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Kleiss, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C.H. Hersbach, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.