11. Bij de beoordeling van het ontbindingsverzoek stelt de kantonrechter voorop dat het aan ISKO is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat zich een van de door haar aangevoerde gronden voor opzegging voordoet. Gelet op hetgeen ISKO aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd, zal het er in dit geding om gaan of uit de feiten en omstandigheden die tussen partijen niet in geschil zijn of die over en weer onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken, redelijkerwijs kan worden afgeleid dat, primair, sprake is van verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder e BW.
11. De door ISKO aan haar verzoek ten grondslag gelegde gronden worden door de kantonrechter als volgt beoordeeld.
11. Allereerst verwijt ISKO [verweerster] op een aantal punten een verregaande nonchalance met het omgaan van aan haar ter beschikking gestelde spullen en voldoen aan redelijke verzoeken ten aanzien van het nakomen van bedrijfsvoorschriften. Wat het eerste betreft is ISKO van mening dat in de betrekkelijke korte tijd dat [verweerster] in dienst is geweest een bovenmatig aantal incidenten zich hebben voorgedaan (o.a. incident met British Airways, gestolen laptop, enkele keren verlies van creditcard.). De kantonrechter overweegt dat sommige van deze incidenten al dateren van geruime tijd terug en daarom bij de weging van de argumenten om eventueel verwijtbaar handelen vast te stellen niet veel gewicht in de schaal leggen. Het verlies van de laptop en creditcards is deels van recentere datum, maar spelen in de beoordeling van de kantonrechter ook maar een zeer beperkte rol, nu daarvoor te weinig bijzonderheden naar voren zijn gekomen over de vraag waarin de precieze verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerster] is gelegen.
11. Dat is anders voor wat betreft het niet voldoen aan het voorschrift om binnen redelijke termijn een verantwoording te geven voor gedane uitgaven die met de creditcard zijn gedaan. In een organisatie als ISKO, waar veel wordt gereisd is het juist en tijdig verantwoorden van deze uitgaven een factor van belang. Er bestaan ook interne voorschriften hierover en die waren [verweerster] bekend. Het indienen van de verantwoording van uitgaven kon digitaal plaatsvinden. Uit de stukken is op te maken dat [verweerster] aan (vele malen) herhaalde verzoeken van de afdeling Financiën de gevraagde verantwoording niet heeft gegeven. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft zij daar geen enkele overtuigende verklaring voor gegeven, terwijl het, onbetwist, om substantiële bedragen ging. Het argument van te weinig tijd kan voor een zekere periode opgaan, maar is geen rechtvaardiging om deze verantwoording achterwege te laten. Daarnaast is naar voren gekomen dat [verweerster] ook na haar op non actief stelling, toen zij toch ruim gelegenheid hier voor moet hebben gehad, niet aan haar verplichtingen op dit punt heeft voldaan en die situatie bestond ook nog ten tijde van de zitting in deze zaak. In dit verband is verder van belang dat ISKO onbetwist naar voren heeft gebracht dat het indienen van stukken ter verantwoording op digitale wijze is gefaciliteerd, waardoor de uitvoering daarvan betrekkelijk simpel kan plaatsvinden.
11. ISKO verwijt [verweerster] verder dat zij zich heeft gedragen op een wijze waardoor er problemen zijn ontstaan in de samenwerking met collega’s en externe zakenrelaties en mede daardoor aan het ontstaan van een onveilige werksfeer heeft bijgedragen. ISKO verwijst daarbij naar de overgelegde verklaringen van collega’s,
11. De kantonrechter is van oordeel dat [verweerster] door haar haar handelen de verhouding met externe relaties heeft geschaad. Zij heeft zich ongevraagd in een e-mail van 31 juli 2019 voorgedaan als vertegenwoordiger van een zakenrelatie (Juramy/BALR/433/Wannahaves). Deze partij was zeer ontstemd over deze actie van [verweerster] en heeft haar ongenoegen hierover geuit, daarbij aangevend dat een grote deal waar zij mee doende waren hiermee in gevaar kwam. Uit het e-mail verkeer dat naar aanleiding van dit incident is overgelegd is op te maken dat [verweerster] nauwelijks blijk geeft van het inzicht dat zij niet juist heeft gehandeld en opvallend weinig gevoel voor verhoudingen heeft, gelet op de toonzetting van haar reacties.
11. De verstoring van de relatie met haar collega’s is genoegzaam komen vast te staan met de overgelegde verklaringen welke door het onderzoeksbureau zijn vervaardigd. Het algemene beeld dat daaruit naar voren komt is dat [verweerster] zich niet collegiaal opstelt, uit de hoogte reageert en daardoor wrevel opwekt, geen zelfinzicht toont en haar eigen weg gaat. De collega’s hebben daarom aangegeven niet meer met haar te willen werken. Ook hierbij valt op dat [verweerster] in de toonzetting van haar reacties arrogant overkomt en kennelijk over weinig mogelijkheden beschikt om te de-escaleren, gelet ook op een tekst als : “and for future reference, please don’t underestimate my position and decision-making capabilities.”. Dat een dergelijke toonzetting de samenwerking bemoeilijkt en uiteindelijk onmogelijk maakt, acht de kantonrechter zeer voorstelbaar. Dat sprake is geweest van een heksenjacht of een georkestreerde operatie om [verweerster] eruit te werken, zoals zij stelt, is de kantonrechter niet gebleken. [verweerster] heeft aangevoerd dat [naam] wel tevreden was over haar wijze van werken, maar dit wordt niet onderbouwd en de overgelegde verklaring van [naam] wijst in een tegenovergestelde richting.