In deze zaak heeft een servicemonteur, die sinds 2010 arbeidsongeschikt is, zijn werkgever, een Amsterdams installatiebedrijf, verzocht om zijn slapende dienstverband te beëindigen en een transitievergoeding van ruim 80.000 euro te betalen. De kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam heeft op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in deze kwestie. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.M. Bonsen-Lemmers, heeft zijn verzoek ingediend na een eerdere verwijzing naar de verzoekschriftprocedure. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. E.A. Bokslag en mr. E.K.W. van Kampen, heeft verweer gevoerd en de afwijzing van het verzoek gevraagd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker sinds 7 december 2010 ziek is en dat de werkgever na 104 weken de loondoorbetaling heeft gestaakt. De verzoeker ontving vanaf 4 december 2012 een WGA-uitkering wegens 100% arbeidsongeschiktheid. De werkgever heeft in 2015 een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid aangevraagd, waaruit bleek dat de verzoeker 72,70% arbeidsongeschikt was. Na een tweede herbeoordeling in 2018 werd de verzoeker 100% arbeidsongeschikt verklaard en ontving hij een IVA-uitkering.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever op grond van het beginsel van goed werkgeverschap niet verplicht was om mee te werken aan de beëindiging van het dienstverband, omdat de beëindiging voor 1 juli 2015 had moeten plaatsvinden. De Wet Compensatie Transitievergoeding (WCT) biedt alleen compensatie voor slapende dienstverbanden die na deze datum zijn beëindigd. De kantonrechter heeft het verzoek van de servicemonteur afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.